Geld verdienen zal ik er nooit aan. Briefwisseling Ed. Hoornik en A.A.M. Stols, 1938-1954
(1999)–Ed. Hoornik, A.A.M. Stols– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| |||||
74 A.A.M. Stols aan Ed. Hoornik, 7 december 1939[...]Ga naar eind247 Wat het ‘mooie aanbod’ betreft: ik heb wel eens meer van dergelijke mooie aanbiedingen gehoord, en, als ik ze op den keper met de slachtoffers bekeek waren ze niet zoo mooi en kon ik er financieel zeker evengoed en moreel gesproken zeer zeker beter aan tegemoet komen. Is het onbescheiden als ik je vraag, wàt hij je aangeboden heeft? Ik voel heel goed waar hem bij Q. de schoen wringt: het is de gewone truc. Hij ‘gebruikt’ je om hem relaties te bezorgen met alle mogelijke jonge auteurs, waar hij zichzelf niet durft te presenteeren, want niet iedere auteur laat zich door een paar contante bankjes verleiden, zèlfs als het poëzie betreft. Jij moet dus optreden als démarcheur, jij moet de lading dekken. Als je dan voor hem een serietje van 10 of 12 bundels van de ‘beste’ poëzie hebt bijelkaar getrommeld, zal hìj de contracten wel maken, met voorkeurclausules vooral voor prozawerk (romans - daar gaat 't hem om). En dan heb jij je schuldigkeit gedaan en hij zal ook jon, omdat je toch wel nooit een roman zult schrijven, laten vallen.Ga naar eind248 Bij de ouderen (Holst, Nijhoff, Greshoff, Bloem, van Eyck, Gossaert, Boutens enz) maak je geen schijn van kans. Bij Vestdijk evenmin. Marsman en Engelman zitten aan Q vast, evenals Buning. En de jongere generatie ligt grootendeels braak, voor het grijpen; je kunt meer poëzie krijgen als Q. in de hem nog resteerende jaren zal kunnen uitgeven. Wees dus niet te haastig met accepteeren, zeg dat je er kalm over wilt nadenken, en laten wij dan eens rustig overleggen. Je moet je er heel goed in-denken dat poëzie uitgeven nooit een zaak van pecuniair belang is. Zelfs de gedichten van Greshoff en Een Winter aan Zee van Holst, die zéér goed gegaan zijn (voor poëzie) hebben ieder maar een paar honderd gulden winst opgeleverd. En met die winst moet ik dan weer een hoop andere stroppen en stropjes goed maken: ik verbeeld mij dat ik met het uitgeven van de minder ‘gangbare’ boeken cultureel werk doe, de litteratuur dien. Financieel kan het mij dan ook geen haar schelen of ik die boeken uitgeef of niet; ik zou haast zeggen: ik geef ze liever niet uit. Laat een ander de strop aan de poëzie maar halen (wat andere uitgevers zeggen: laat Stols de poëzie maar uitgeven en geef mij de romans). Ik stel je dus voor om over je twee overwegingen te praten:
Misschien kan ik aan beide tegemoet komen. Ik heb je hierboven nu precies gezegd hoe ik er als uitgever over denk: er wordt je een strik gespannen. Q is handiger dan twee Hoorniks (zakelijk gesproken) vergeet dat niet. Hij is geen filantroop, noch iemand die als uitgever een cultureele taak [...] |
|