Han van IJsland
(1837)–Adriaan van der Hoop– Auteursrechtvrij
[pagina 107]
| |
Eerste tooneel.
De graaf van ahlfeldt, in eene bonte pels gewikkeld, zit voor eene tafel, waarop een verrekijker staat en landkaarten liggen. Hacket staat voor hem en is met pistolén, zwaard, bijl en knods gewapend. Bij de ophaalbrug staat een schildwacht, dan deze is te zeer verwijderd, om het gesprek te kunnen vernemen.
de graaf.
Het Noorden is dus uw Vaderland niet; en het zal u geheel onverschillig wezen deze streken te verlaten?
hacket.
Ik ben een kind van het Zuiden. In de Apennijnen aanschouwde ik het daglicht. Indien ik niet door het zwaard van den scherprichter val, dan hoop ik in Italië de oogen te luiken.
de graaf.
Wanneer ge mij met ijver dient, zult gij dien wensch in vervulling zien overgaan. Is han van ijsland u bekend? | |
[pagina 108]
| |
hacket.
Tot heden toe ontmoette ik dien roover nooit.
de graaf.
Zonderling!
hacket.
Niet zoo zonderling als gij denkt; hij houdt zich even als de zee-egel aan het strand op; ik heb als de ever aan het woud den voorkeur gegeven. Buitendien was ik nimmer begeerig om han te ontmoeten.
de graaf.
Gij zoudt bevreesd voor hem wezen?
hacket.
Ik zou mij met hem durven meten, bijaldien hij een mensch ware.
de graaf.
Is hij dan een zoon van den afgrond?
hacket.
Dat weet gij wellicht beter dan ik: dan zwijgen wij hiervan. Ik heb uwe meening begrepen. Ik zal mij bij de zwarte zuil aan het hoofd der mijnwerkers stellen. Zoodra de krijgslieden zich vertoonen, beveel ik, als han van ijsland, dat de opstandelingen den bergpas indringen. Dáár laat ik mij gevangen nemen, in boeien slaan, en klaag den anderen dag voor de rechtbank te Drontheim, griffenfeldt als aanlegger van het oproer, en den zoon des Onder-Konings, als zijn medeplichtige aan.....
de graaf.
En bij nacht opent een goede geest de deuren van uwen kerker, en de gewaande zoon van ingolphus is zoo vrij als een vogel in de lucht. | |
[pagina 109]
| |
hacket.
Ja, maar aan mijne vrijheid moet zich ook mijne veiligheid verbinden. De gier is zoo lang vrij in de lucht tot het schot van den jager hem achterhaalt. Gij zult voor eenen geleidebrief zorgen.
de graaf.
Musdaemon zal er u eenen ter hand stellen.
hacket.
Ook goud en wissels?
de graaf.
Ja, gij wantrouwt mij immers niet?
hacket.
Waarom zou ik u vertrouwen schenken? Gij bedriegt uwen Vorst, waagt het leven van duizenden, en zoekt eenen braven grijsaard op het schavot te brengen?
de graaf,
zich bedwingende.
Gij zijt han van ijsland niet, dat leeren mij uwe geestige aanmerkingen; maar gij zijt mij in mijne onderneming oneindig meerder waard dan hij. Daar is goud: (hij geeft hem eene beurs, en ziet daarna in de verrekijker). Op de rotsen bij den Gierenhals klimt eene vuurzuil in de hoogte. Uwe tegenwoordigheid zal noodzakelijk worden. Vaarwel!
hacket,
ruw en beleedigend.
Tot wederziens! (hij vertrekt.)
| |
Tweede tooneel.
de graaf van ahlfeldt,
alleen.
Zeg mij met wien gij verkeert, en ik zal u zeggen, wie gij zijt. Musdaemon, helsche musdaemon, uw vriend is uwer | |
[pagina 110]
| |
waardig. Terwijl hij u in moed overtreft, evenaart hij u in onbeschaamdheid. - Zucht naar grootheid, hoe veel vademen doet gij den mensch niet zinken, ten einde hij zich een span boven zijnen broeder verheffe. - De Rijkskanselier de vertrouwde van eenen straatroover! - ô, Het hoofd duizelt mij, als ik aan zulk een afstand denk! | |
Derde tooneel.
de graaf van ahlfeldt, frederik.
frederik,
nog achter het tooneel.
Draag zorg voor mijn paard en breng het door de kleine zijpoort naar den stal. (Zijnen vader begroetende.) Nadat wij elkander gister zagen, is er veel gebeurd, mijn vader!
ahlfeldt.
Ja, de lucht ging toen van groote dingen zwanger. De opstand der Mijnwerkers heeft een ernstig aanzien verkregen. Maar welke drijfveer voert u hier?
frederik.
Een bevelschrift van den Generaal loevig, mijn vader!
ahlfeldt,
ter zijde.
Van den Generaal? wat mag dit raadsel behelzen? (tot frederik.) Heb ik wel verstaan?
frederik.
Ik meende den Generaal hier te ontmoeten. De Officier, die het bevel te Munkholm heeft overgenomen, zeide mij, dat hij zijn hoofdkwartier op dit Kasteel had gevestigd.
ahlfeldt,
ter zijde.
En ik weet van niets af. Zou misschien musdaemon? (tot frederik.) Sedert wanneer hebt gij het bevelhebberschap te Munkholm aan een ander moeten toevertrouwen?
| |
[pagina 111]
| |
frederik.
Geen uur geleden.
ahlfeldt, musdaemon
ziende vershijnen.
Ha, ha, nu zal zich het raadsel oplossen. | |
Vierde tooneel.
de vorigen. musdaemon.
musdaemon,
bleek en onsteld.
Ik wenschte uwe genade eenige oogenblikken alleen te spreken.
frederik.
Staat mijn vader dit onderhoud aan zijnen dienaar toe?
de graaf.
De omstandigheden gebieden het, mijn zoon.
frederik.
Dan is uw wil mij eene wet. (Hij buigt zich en gaat heen.)
de graaf.
Welnu, musdaemon?
msudaemon.
Terwijl alles van mijne zijde met den besten uitslag bekroond werd, schijnt eene geheime macht ons te dwarsboomen. De Generaal loevig komt zijn hoofdkwartier hier vestigen.
de graaf.
Het is mij bekend.
musdaemon.
Men heeft frederik het bevel te Munkholm ontnomen. | |
[pagina 112]
| |
de graaf.
Mijn zoon heeft mij zelf die tijding gebracht.
musdaemon.
De bezetting van Skongen komt zich binnen weinige oogenblikken hier vestigen; zij is reeds in aantocht. (Men hoort in de verte de trom.)
de graaf.
Van dat bezoek was ik niet ingelicht. Het hoofd loopt mij om, musdaemon!
musdaemon.
Het mijne niet, uwe genade! ten einde zeker te wezen, dat de bliksemstraal het hoofd van griffenfeldt treffe, vallen door mijnen invloed nog in dit uur, eenige visschers het slot Munkholm aan; dan te gering in getal zijnde, om op de verdedigers er van te zegevieren, zullen zij de slachtoffers worden hunner vermetelheid.
de graaf.
En wat zullen wij hiermede gewonnen hebben?
musdaemon.
De rechtvaardiging van den maatregel, om griffenfeldt uit zijne gevangenis naar eene andere te doen overbrengen, waar hij meer onmiddelijk onder onze voogdijschap zal staan, dan ginder.
de graaf.
Gij beschaamt uwen ouden roem der listigheid niet, musdaemon!
musdaemon.
Alleen in den strijd leert men de dapperheid van den krijgsman kennen. (Trompetgeschal.)
| |
[pagina 113]
| |
de graaf.
Ik zie den Generaal met zijn gevolg de valbrug van het Kasteel naderen. | |
Vijfde tooneel.
de vorigen. de generaal, gevolgd door eenige Officieren.
de generaal.
Neem het bezoek van den ongenoodigden gast voor lief, graaf van ahlfeldt. De opstand der mijnwerkers heeft een te ernstige houding aangenomen, dan dat ik mij niet op het tooneel des oorlogs zoude begeven, om de strafwaardige volksbeweging met eenen beslissenden slag te verlammen: uw Kasteel kwam mij te uitmuntend gelegen voor, om daar de maatregelen niet te besturen tot bereiking van dat doel.
de graaf.
Hetgeen ik tot dus ver in het belang der kroon bestond, tot beteugeling van het oproer, draagt immers uwe goedkeuring weg?
de generaal.
Ja, wat het oprukken der soldaten betreft: alleen kan ik het niet ontveinzen, dat het mij verwondert, dat men den opstand niet voorzien, en daardoor de muitelingen gelegenheid heeft gegeven, om tot onder de muren van Drontheim voort te rukken. Was er door de mijnwerkers te voren niets aan den dag gelegd, hetwelk aanleiding kon geven, om te vermoeden?.....
de graaf.
Wanneer het er op aan komt, om den volksgeest te beoordeelen, dan doet men dat zoo gaarne van de voordeeligste zijde. De wareldgeschiedenis leert ons, dat de meeste, | |
[pagina 114]
| |
omwentelingen tot stand werden gebracht, omdat men de beginselen te licht achtte.
de generaal.
Het is daarom, dat door mij in de handhaving van het gezag des Konings geene toegevendheid zal worden gebruikt.
de graaf.
Griffenfeldt zal dus het loon voor zijn verraad ontfangen?
de generaal.
Wie zegt mij, dat hij een vrrader is? (veelbeteekend.) De wareldgeschiedenis, waarmede uwe genade zoo wel bekend schijnt te wezen, levert veel voorbeelden op van achtenswaardige mannen, van wier namen men, buiten toestemming, de leuze eener partij maakte.
(Men hoort in de verte eenige kanonschoten.)
de graaf.
Dat schutgevaarte heeft plaats in de richting van Munkholm.
musdaemon,
ter zijde.
Het zal de onberadene aanval der visschers zijn.
de generaal.
Een gevecht bij Munkholm? Dat verwondert mij; tot zoo veel stoutmoedigheid achtte ik de muiters niet in staat.
de graaf.
De overtuiging van de wezenlijkheid daarvan, zou ongetwijfeld uw geloof aan de onschuld van griffenfeldt merkeijk verzwakken.
de generaal.
Vergeef het mij, Rijkskanselier! ik heb mij tot uwen gast | |
[pagina 115]
| |
verklaard, ten einde als krijgsman te handelen; niet om aan een Derde rekenschap van mijne gevoelens te geven.
de graaf,
eenigzints geraakt.
Ik vermeende, dat de veelvuldige diensten, die ik aan de kroon van Denemarken heb bewezen mij gerechtigden tot het doen dezer onschuldige vraag.
de generaal.
Ik wil niet beoordeelen, graaf van ahlfeldt! in hoe verre het vaderland al of niet erkentelijkheid aan u verschuldigd is; dat blijft echter eene onloochenbare naarheid: gij hebt uwen Vorst met de pen gediend; ik doe het met den degen, en thands komt de laatste alleen in aanmerking.
de graaf.
Ik zou in uwe uitspraak kunnen berusten, bijaldien mijn zoon frederik geen krijgsmans rok droeg.
de generaal,
glimlagchende.
De gelegenheid zal spoedig daar zijn, om te bepalen, of er een krijgsmanshart onder dien rok klopt.
de graaf.
Daaraan te twijfelen ware eene belediging voor den vader.
de generaal.
Die trotsheid bevalt mij, heer Graaf! zoo spoedig mogelijk zal ik uwen zoon in staat stellen, om uwe goede verwachtingen in vervulling te doen overgaan.
Trompetgeschal.
de graaf.
Ik hoor paardenhoeven: een bode te paard schijnt de Oostpoort van het Slot te naderen. | |
[pagina 116]
| |
Zesde tooneel.
de vorigen. frederik.
frederik,
den Generaal een brief overhandigende.
Een renbode te paard, spoorslags herwaarts gereden, verzoekt mij dit geschrift aan u te overhandigen.
de generaal,
den brief nemende.
Lezen wij: - een hand vol visschers heeft een aanval op Munkholm beproefd: drie salvoos uit de kustbatterij zijn voldoende geweest, om hunne schuit in den grond te boren, en alle met man en muis te doen vergaan.
musdaemon,
ter zijde.
Het middel heeft gewerkt. De rotten zijn allen in den val.
de genraal,
tot musdaemon.
Hebt gij schrijfgereedschap bij de hand?
musdaemon.
Het bevindt zich ter uwer beschikking op gindse tafel.
de generaal,
zet zich neder en schrijft.
Het wordt tijd, dat wij ons van griffenfeldt verzekeren, aleer door de eene of andere wanhopende poging zich vriend, of vijand van hem meester make. (Hij vouwt den brief toe.) Hier althands zal zijn leven veilig zijn. (Tot den Graaf op musdaemon wijzende en half ter zijde.) Is die heer te vertrouwen?
de graaf.
Het is mijn ijverigste dienaar, en sedert jaren aan mij verknocht.
de generaal.
Dat is veel! (tot musdaemon.) Neem dezen brief, en twin-
| |
[pagina 117]
| |
tig scherpschutters: begeef er u mede naar Munkholm; lever het geschrift aan den bevelhebber des kasteels over, en zorg, dat gij over een uur met den Graaf van griffenfeldt en zijne edele dochter hier zijt.
musdaemon.
Nog binnen dien tijd zult gij beiden levend of dood hier aanschouwen. (Hij vertrekt.)
| |
Zevende tooneel.
de vorigen, zonder musdaemon.
de generaal.
Zonderling, inderdaad! terwijl duizende mijnwerkers zich de bergpassen trachten te bemeesteren, offert een handvol hunner vijanden, eenige nietige visschers, voor hunne zaak het leven op. (tot ahlfelet.) Graaf, wij beleven sombere tijden.
de graaf,
schijnheilig.
Ja, de wraakfiolen Gods worden op de volken uitgegoten. De toekomst gaat zwanger van groote gebeurtenissen. Vreesselijk zijn de teekenen der tijden. Wie sta, zie toe, dat hij niet valle!
de generaal.
Dat ruikt mij te veel naar theologie. Ik noem de tijden somber, omdat ze ziek zijn, en alleen door het kanon kunnen genezen worden, en door geene vrome verzuchtigingen, die uit de boezems van grijze huichelaars, of jeugdige schijnheiligen opstijgen. Help uzelven, en God staat u bij, is mijne spreuk: daarom handel ik ook hier, waar anderen misschien zouden bidden.
de graaf,
met verbeten wrok.
Zeer krijgshaftig gedacht: het Vaderland zal u eens een eerzuil stichten. | |
[pagina 118]
| |
de generaal.
Waarmede het nakroost den spot drijft, omdat de tijdgenoot zich de heldendaden van den vereeuwigden bezwaarlijk meer kan herinneren. Geen man van ware verdienste begeert eene andere gedenknaald, dan die, welke de geschiedenis voor hem opricht
een onderofficier,
komt op.
Een bejaarde visscher begeert u alleen te spreken: hij heeft u zaken van gewicht te ontdekken.
de generaal.
Hij kome!
de onderofficier vertrekt, gevolgd door den graaf.
| |
Achtste tooneel.
de generaal. han van ijsland, een hoed met breede randen op het hoofd en een wijde visschers pij aan.
han.
Het is tot den Generaal van Loevig, die alhier het opperbevel heeft, dat ik het woord voere?
de generaal.
Dezelfde: wat begeert gij?
han.
Ik zal kort zijn. Ik ben een visscher en bewoon het strand nabij de rotsengte, welke de zwarte zuil heet. Daar zijn de opstandelingen slaags met de Koninklijke troepen. Men kan het geweervuur hier duidelijk hooren.
de generaal.
Het is mij bekend, dat er bij de zwarte zuil gestreden wordt. Verder! | |
[pagina 119]
| |
han.
De strijd zou voor de busschieters gevaarlijk kunnen worden. Han van ijsland voert de mijnwerkers aan. Zij strijden, door hem bemoedigd, als leeuwen.
de generaal.
En zullen er met hunnen bevelhebber als wolven voor beloond worden. Hebt gij niets meer?
han.
Vergeef het mijnen ouderdom, dat ik mijne gedachten niet zoo duidelijk meer uitdruk als vijftig jaren geleden. Ik weet het middel om den opstand in de bergengte van de zwarte zuil te dempen.
de generaal.
Waardoor?
han.
Door de oproermakers den pas af te snijden. Langs mijne hut loopt een bergpad, waarheen men hen in den rug naderen, en in een klein dal drijven kan, waar vijfentwintig wel gewapenden in staat zijn eene kolom van duizend man te vernielen.
de generaal.
Grijsaart, kan ik mij op uw gezegde verlaten?
han.
Het is mij onverschillig, of gij van mijnen raad gebruik maakt, of hem in den wind slaat: ik was mijn Vaderland en den Koning dezen wenk verplicht.
de generaal.
Uwe grijze hairen trouwe visscher, liegen niet. (Hij slaat met zijne rotting tegen den grond, een Officier verschijnt.) Dat dadelijk eene halve compagnie busschieters op
| |
[pagina 120]
| |
dit slotplein zich verzamele; en verzoek den Graaf van ahlfeldt zich benevens zijnen zoon hier te doen vinden.
de officier vertrekt.
de generaal.
Gij zult de gids dezer dapperen zijn, indien uwe krachten het u veroorlooven.
han.
Als het er op aan komt om mijn land eene dienst te bewijzen, dan keeren de krachten mijner jeugd terug. | |
Negende tooneel.
de vorigen. ahlfeldt, de gravin, frederik, busschieters.
de generaal.
Graaf van ahlfeldt, ik beloofde u eene gelegenheid, waarin uw zoon zijne dapperheid zou kunnen toonen: zij is daar (tot frederik) Luitenant! gij begeeft u met deze manschappen, onder het geleide van dien visscher langs het strand naar de zwarte zuil: gij doet aldaar den vijand door uwe busschieters in den rug aanvallen, en zijt in geval van tegenspoed op een langzamen en geregelden terugtocht bedacht.
ahlfeldt.
Generaal, vergeef het mijner vaderlijke bezorgdheid....
de gravin.
Mijn frederik begeeft zich voor de eerstemaal zijns levens in het vuur.
de generaal.
Stel u gerust Mevrouw! Uw zoon mag zich gelukkig rekenen, dat de krijgsgod hem deze gelegenheid voor zijnen moed toont, waar bijna zekere laauweren hem toelagchen. | |
[pagina 121]
| |
Indien het geluk zijne niet gevaarlijke pogingen bekroont, dan sta ik hem voor de kapiteins nestels en de orde van Dannebrog in.
de gravin,
verplichtend.
En ik sta u borg voor onze onveranderlijke vriendschap.
frederik,
den degen trekkende.
Generaal, ik zal mij uw vertrouwen waardig maken. (zijne ouders omhelzende) Vaarwel, mijne ouders! spoedig ziet gij mij weder.
han,
ter zijde.
Zij U - dat is mogelijk! maar gij hen - nooit! - Uwe monteering is uw doodskleed!
frederik,
tot de busschieters.
Voorwaarts, mijne wapenbroeders! Voor het recht en den Koning!
De trom wordt geroerd. Hij vertrekt met han van ijsland, én de busschieters over de valbrug. De generaal verwijdert zich ter slinkerzijde in den wachttoren.
| |
Tiende tooneel.
de graaf van ahlfeldt, de gravin.
de graaf.
Fortuna audaces juvat! Onze gelukszon rijst meer en meer ter middag hoogte, onze zoon frederik zal zijn aandeel in den roem hebben...
de gravin.
En dien met geene misdaad koopen, zoo als wij. Zijne deugd... | |
[pagina 122]
| |
de graaf,
haar invallende.
Ho! ho! de deugd is eene uitdrukking, welke men in het woordenboek der Staatkunde te vergeefsch zoekt. Wanneer ik als eerste minister als een monarch regeer, gij als de aanzienlijkste vrouw des lands, de bloem van den adel om u vergadert, en frederik met de ridderster op de borst het bevel over de Koninklijke lijfwachten voert, dan wil ik u eens aan deze zedekundige aanmerkingen herinneren.
de gravin.
Al die schitterende beelden der grootheid kunnen het denkbeeld niet uit mijne ziel weren, dat wij een tooneelspel vertoonen, waarin door onze eerzucht menschen levens op het spel worden gezet, waaronder dat van onzen Zoon behoort. Indien eens?...
de graaf.
Gij gelooft immers aan geene voorgevoelens?...
de gravin.
Neen, maar eene geheime siddering zegt mij, mijns ondanks, dat ik niet heb opgehouden aan eene eeuwige rechtvaardigheid te gelooven.
de graaf.
Welnu! en welke gevolgtrekking leidt gij daaruit af?
de gravin.
Dat wij misschien, als offer voor het gelukken onzer onderneming, den dood van frederik zullen bewenen.
de graaf.
Kinderklap! Indien er eene eeuwige rechtvaardigheid bestaat, dan geldt bij haar het leven van een mijnslaaf evenveel als dat van den zoon eens kanseliers. | |
[pagina 123]
| |
de gravin.
Gevoellooze! uwe twijfelende spotternij kan het gevoel der moederlijke bezorgdheid in mijnen boezem niet vernietigen. Zoo almachtig is de ijskoude adem uwer staatkunde niet. (Zij gaat heen.)
de graaf.
Ik wil haar volgen, en de tanden van den schorpioen verstompen, die aan haren boezem knagen, opdat de smart hare tong geene kreeten doe uiten, die niet tot de ooren van den Generaal mogen doordringen. (Hij vertrekt.)
| |
Elfde tooneel.
griffenfeldt en aleide; beiden geboeid. musdaemon, soldaten. Eenigen tijd daarna de generaal.
griffenfeldt.
Ongevoelig mensch, het is voor de laatste maal, dat ik u bezweer mij te zeggen, waarom men mij in ketenen slaat, en aan de gevangenis ontscheurt, waar ik mij, als eene schuilplaats tegen de boosheid der menschen, aan begon te hechten?
musdaemon.
En het is voor de laatste maal, dat ik u antwoord, dat u op die vraag in naam der gerechtigheid bescheid zal worden gedaan; alleen wil ik daarbij voegen, dat gij aan het einddoel van uwen tocht zijt, en dat gij u op het kasteel van den Graaf van ahlfeldt bevindt.
aleide.
Wreedaard, waarom bij mijnen vader dien gehaten naam uitgesproken? | |
[pagina 124]
| |
griffenfeldt.
Stel u gerust, mijne dochter! daar was een tijd, dat ik de kracht niet bezat, om dien naam te hooren, zonder in gramschap te ontsteken; maar die tijd is voorbij. Toen deed de hoop het vuur der wraak nog in mijnen boezem opvlammen: thands voedt mijn hart geen hoop meer. Dippolsen is vermoord, en ordener, die zijn dood zou wreken is trouwloos geworden, even als zijn geslachtgenooten.
aleide.
Helaas, mijn vader! waarom dien edelsten der menschen miskend? Indien hij niet wederkeert, dan zal ik niet zijne ontrouw; maar wel zijnen dood te bewenen hebben.
griffenfeldt.
Aleide, gij hebt gelijk! ween, heete tranen, mijn kind! laat ook mij wenen, tot dat het eindeloos tranen vergieten de lichtstralen in mijne oogen verdooft, en ik als een tweede edipus op u, mijne antigoné, moog steunen, en de onbarmhartige wareld medelijden inboezemen door het tafereel van een grijsaart, die schuldeloos lijdt, en eene engel, die dat lijden met hem deelt. (Hij zet zich op den steen voor den wachttoren neder.)
musdaemon.
Betoom uwe smarten, grijzaart, de Generaal nadert.
de generaal.
Ha! ha, is de staatsgevangene daar? Musdaemon, gij hebt u met ijver gekweten van uwen last. Eene andere zij u daarom opgedragen. Stijg dadelijk te paard, begeef u naar het tooneel van het gevecht, en bericht mij, of de tijdingen der overwinning op de muitelingen waarheid behelzen, en mijne tegenwoordigheid, met de bezetting van dit kasteel niet zal vereischt worden? | |
[pagina 125]
| |
musdaemon,
zich buigende.
Ik wenschte, dat het ros vleugels had, hetwelk mij in staat zal stellen uwe bevelen op te volgen. (Hij vertrekt.)
griffenfeldt,
op een doffen toon tot den generaal.
Grijze krijgsheld, duldt uw rang het, dat gij eene vraag beantwoordt aan eenen man, die eertijds uw meerdere was?
de generaal,
met waardigheid.
Het is mijne schuld niet, Graaf van griffenfeldt, dat de afstand, die er tusschen ons bestond, eene wijziging heeft ontfangen; op welke vraag begeert gij antwoord?
griffenfeldt.
Waarom bevindt ik mij hier?
de generaal.
Daarop zal uw geweten u heden - en de rechtbank te Drontheim u morgen antwoorden.
griffenfeldt.
Het is als staatsgevangene, dat ik hier ben overgebracht geworden?
de generaal.
Neen, als meer?
griffenfeldt,
ijskoud.
Als hoedanig dan?
de generaal.
Ongelukkige, waarom het woord der schande uitgesproken?
griffenfeldt.
Bij de rust uwer ziel, als hoedanig bevind ik mij hier?
de generaal.
Als hoogverrader en oproermaker. | |
[pagina 126]
| |
giffenfeldt,
buiten zichzelven.
Mijne dochter ondersteun mij! Antigoné! wees mij ten staf als ik den helschen bewerker mijner rampen vloek. (tot den Generaal). Generaal! ik dank u voor uwe oprechtheid: gij verdient daarom ook getuige te zijn van mijn gebed tot den Oorsprong van alles. (Hij knielt.) Eeuwige Rechtvaardigheid! Gij weet het, dat ik geen verrader ben: Gij weet het, dat ahlfeldt, door helsche listen, op mijne eer den vlek der schande heeft geworpen. Wreek mij, eeuwige Rechtvaardigheid! Ahlfeldt bezit een zoon; de hoop zijner grijze hairen, de afgod zijner vrouw. Ontneem den vader die hoop, verbrijzel dien afgod der moeder, zoodat zij, weeklagende, bij hun zielverscheurend verlies, te midden hunner grootheid, op mij wijzende uitroepen: bij God, die man is rijker dan wij! want hij heeft eene dochter, die met hem lijdt, en wij missen een zoon, die met ons den voorspoed deelt.
(Hij zinkt machteloos neder, ondersteund wordende door aleide.)
de generaal.
Die opgewondene taal is die der misdaad niet. In welk een doolhof van gissingen worden mijne gedachten omgevoerd? (Krijgsmuzijk in de verte.)
| |
Twaalfde tooneel.
de vorigen. de graaf en de gravin van ahlfeldt.
de graaf,
opgeruimd.
Alles gaat naar wensch, Generaal! Een visscher, zoo even hier aangekomen, meldt mij dat de opstandelingen terug geslagen, verstrooid en grootendeels gevangen gemaakt zijn. | |
[pagina 127]
| |
de generaal.
Deze tijding verheugt mij, maar het bevreemdt mij u in meer onmiddelijke verstandhouding met het slagveld te zien, dan mij, die den aanval tegen de oproerlingen in persoon regelt.
de graaf.
Mijn ijver voor de zaak des Konings en mijne bekendheid in deze omstreken volstaan, om die verwondering weg te nemen.
de gravin,
griffenfeldt gewaar wordende.
Hoe, de Graaf van griffenfeldt reeds hier?
de generaal.
Ja, maar gij ziet in welk een' toestand. Folter den ongelukkige door uwe toespraak niet.
de gravin,
aangedaan.
Ik heb altijd achting voor ongelukkigen gehad. (Tot aleide die in schilderachtigen stand haren vader ondersteunt.) Jonkvrouw! Ik ben de vijandin uws vaders niet! Indien mijne bijstand....
aleide.
Wij wachten alleen bijstand van God!
de graaf,
tot zijne vrouw.
Wees dan toch zoo sentimenteel niet. Gij hindert daarmede de edele freule! Niet waar Generaal?
de generaal.
Kanselier, het aanhangige geschil is voor mij te teeder, om scheidsrichter te willen zijn. (Naar de kant der slotpoort ziende.) Uw geheimschrijver snelt ter viervoet herwaarts: hij is vergezeld van eenige ruiters; hij wuift met den sluier,
| |
[pagina 128]
| |
voorzeker brengt hij de bevestiging van der muiteren nenederlaag. | |
Dertiende tooneel.
de vorigen. musdaemon te paard; maar dadelijk afstijgende.
de generaal.
Welnu, getrouwe bode?
musdaemon.
Lang leve christiern de V!
de generaal.
De oproermakers zijn dus.....
musdaemon.
Volkomen verslagen en tot de gehoorzaamheid wedergekeerd. Is het mij vergund uwer genade een kort verslag van het gevecht te geven, alvorens uwe officieren u in staat stellen een behoorlijk overzicht te hebben van de heldendaden der getrouwe Denen.
de generaal.
Ik reikhals naar dat verslag: begin!
musdaemon.
Vol van overmoed en steunende op de voorgewende rechtvaardigheid hunner zaak, rukten de bergwerkers, onder aanvoering van den vreesselijken han van ijsland op de bergengte der zwarte zuil aan, onder het aanheffen der oproerkreten: weg met de voogdijschap! lang leve griffenfeldt! Aan den ingang van den bergpas, wachtten de busschieters hem af. Spoedig ontstond er een gevecht, waarin han van ijsland wonderen van dapperheid deed, dan door de overmacht en de krijgstucht zijner tegenstanders overwonnen, | |
[pagina 129]
| |
was hij in het eind genoodzaakt, zwaard en bijl weg te werpen, en zich op lijfsgenade over te geven, ofschoon heuvelen van vijandelijke lijken getuigden, met welk een moed hij met de zijnen streed.
de generaal.
Gij spreekt alleen van lijken des vijands; - hebben wij veel manschappen verloren?
musdaemon.
Ons verlies zou gering geweest zijn, bijaldien geen onvoorzien ongeluk ons ware overkomen.
de generaal.
Welk een ongeluk? Spreek!
musdaemon.
Aan den uitgang van den bergpas genaderd, zien wij eene afdeeling busschieters ons langs de strandzijde, door een hollen weg naderen: zij roept ons toe, en stemt in het lied der zegepraal; dan op het oogenblik, dat zij ons nabij is, weergalmen musketschoten, gevolgd door eene ontploffing; de rotsen ter weêrzijden van het pad brokkelen af, storten in, en verpletteren dertig busschieters en hun jeugdigen bevelhebber, terwijl een verschrikkelijk, met bloed bevlekt, en in wolfshuiden gewikkeld monster, op een der rotspunten gezeten, afgrijzenbarend huilt: gij zijt gewroken, mijn dierbare zoon!
de gravin,
die met gespannen aandacht heeft geluisterd.
Musdaemon, behoorde die Officier tot diegenen, welke langs de strandzijde de zwarte zuil naderden?
musdaemon.
Ja, geen andere benden zijn daarheen getrokken. | |
[pagina 130]
| |
de gravin,
het uitgillende.
God in den hemel! dan is mijn frederik dood!
musdaemon,
met geveinsde aandoening.
Wee mij, dat ik zoo iets moest verkondigen! (ter zijde en iets op zijn zakboekjen uitwisschende.) Reeds een der drie heeft mij zijne schuld betaald.
de graaf.
Wraak over het monster, dat zijne levensdagen verkortte!
de generaal,
peinzend.
Geheimzinnige visscher, zoudt gij een afgezant van den Booze en geen bewoner dezer stranden geweest zijn?
griffenfeldt,
door de algemeene beweging uit zijne verbijstering bekomende.
Welk een geruisch omgeeft mij, mijne dochter? Wat is er geschied?
aleide.
De opstand is gedempt: de oproerlingen zijn vernietigd; maar de zoon van den Graaf van ahlfeldt is in den strijd gesneuveld.
griffenfeldt,
met vreesselijke aandoening.
De opstand is gedempt; maar ahlfelds zoon, gesneuveld! Kniel neder aleide! er bestaat eene vergeldende Voorzienigheid! | |
[pagina 131]
| |
Veertiende tooneel.
De vorigen. Hacket geboeid. Mijnwerkers insgelijks gekneveld, waaronder ordener, met den hoed diep in de ogen, en zich zoo veel mogelijk op den achtergrond houdende. Soldaten, die een lijkbaar dragen, met een zwart kleed overdekt. De trein komt onder het spelen van eenen treurmarsch op het tooneel.
de gravin,
bij de baar van frederik nedergeknield.
Mijn frederik! moest gij uwe moeder zoo vroeg worden ontrukt?
de generaal,
plechtig en minzaam.
Graaf van ahlfeldt, rijkskanselier van onzen edelen monarch. Het oproer is gestraft en het kroonrecht gehandhaafd. De degen des krijgsmans keert weder in de schede, om door het zwaard der wet te worden vervangen; dan eer ik mijn zijdgeweer opsteke, breng ik u uit naam van den Koning, mijne hulde voor uw vaderlandlievend gedrag, en betuig ik u mijne droefheid over den vroegen, doch schoonen dood van uwen zoon.
de graaf, buigt zich met den zakdoek voor de oogen.
de generaal,
voortgaande.
Ik eerbiedig de smart, die gewis uw vaderhart doet bloeden, dan mijn plicht gebiedt mij u te herinneren, dat de zegepraal onzer wapenen een nieuwen werkkring voor u opent. Morgen, tegen het vallen van den avond zal ik den bloedraad over den opstand te Drontheim doen vergaderen. Gij zult daar voorzitter zijn, en met mij en de wijzen der stad bepalen, wie zich des doods hebben schuldig gemaakt; zullende reeds des anderen daags op het gewone stadsschavot | |
[pagina 132]
| |
het vonnis door den scherprichter met den zwaarde of den strop worden voltrokken. Gevoelt gij u sterk genoeg, om het voorzitterschap te bekleeden?
de graaf,
nadat musdaemon hem door teekenen heeft te kennen gegeven, dat hij toestemmend moet antwoorden.
Ik zal mij in de rechtzaal bevinden.
de generaal,
hem de hand reikende.
Vaar dan wel! mijn plicht roept mij te Drontheim. (Gereed zijnde, om door eenige officieren, gevolgd, te vertrekken, laat hij zijne blikken langs de gevangenen weiden, en wordt hij ordener gewaar.) Gevangene! wie zijt gij? Uw gewaad is in wederspraak met uwe medeplichtigen.
ordener,
beraden.
Generaal! morgen zal ik u voor de rechtbank te Drontheim deze vraag beantwoorden.
aleide,
de stem van ordener herkennende, en zich met onstuimigheid in zijne armen werpende.
Ordener! mijn gemaal! gij zijt dus niet onder de slagen van den bloeddorstigen roover bezweken?
ordener.
Stel u gerust! de hemel was met mij en mijn zwaard.
griffenfeldt,
ordener herkende.
Zijt gij hier mijn getrouwe vriend? Thands schept mijne ziel wederom hoop. De machtige arm, die u tegen han van ijsland verdedigde, zal morgen voor de rechtbank mijne onschuld doen zegepralen.
Alle staan in stomme verbazing.
De gordijn valt. |
|