Zij op het nachtkastje
Het staat niet altijd op mijn nachtkastje. Soms heb ik er geen behoefte aan en ligt het weken of zelfs enkele maanden in het kistje, dat ik er speciaal voor gemaakt heb. Later heb ik twee deurtjes aan het kistje gemaakt, zodat het meer op een kastje lijkt, waarvan ik de deurtjes maar hoef open te zetten om ernaar te kunnen kijken.
Vooral als de herfst in de lucht zit, als het duidelijk vroeger donker wordt, het gras de hele dag nat blijft en de dahlia's onbewegelijk in de tuin staan, haal ik het tevoorschijn. Dan praat ik ertegen en leg het nog eens allemaal uit, alles wat er in dat weekeind gebeurd is, tot in de kleinste details.
Ik praat ertegen, alsof ze me nog horen kan, weerleg haar tegenwerpingen en verdedig me tegen haar beschuldigingen.
Zou het verschil gemaakt hebben, als we kinderen gehad hadden?
Misschien wel, misschien ook niet.
In ieder geval, toen het duidelijk werd, dat er geen kinderen zouden komen, begon jij je te vervelen. Ons tweepersoons huishoudentje bevredigde je niet meer.
Natuurlijk begrijp ik, dar je wel eens andere mensen wilde ontmoeten. Je was maar wat blij, dat je privésecretaresse kon zijn van meneer de directeur.
Onzin, dat geld hadden we helemaal niet nodig. Je wilde vrij zijn, dat was alles.
Zeker, zeker, maar je hield je niet aan de afspraak. Dacht je, dat ik mijn eigen potje ging staan koken, omdat mijn vrouw moest overwerken voor de directeur?
Die dringende zaken kwamen steeds maar vaker voor. We hebben elkaar toch dagenlang alleen maar aan het ontbijt gezien. Noem jij dat maat een huwelijk.
Praten, praten, jij was nooit thuis om te praten. En zou je die man werkelijk opgegeven hebben? Dat was de enige oplossing, over iets anders hoefden we niet te praten.
Dat hele weekeind zat ik me op te vreten van ergernis en jaloezie. Van het raam aan de voorkant, dat uitzag op een verregende straat, liep