Kracht in swakheit(1696)–Henrica van Hoolwerff– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Morgen gebed. IK sie de duystre nacht, al wederom verdweenen, Den held'ren dageraad aan ons op nieuws verscheenen: Wel op myn ziele dan! spoeyt u naar 's Hemels hof, Te brengen als 't betaamt, dank-offeren van lof: O hoog geduchte God! die vrees'lyk zyt, ver boven Al die rontom U zyn, ik koom om U te loven In desen Morgen-stond, my zelven U aanbiên: Ay! wilt om Christi wil, op my in gunste sien: Laat niet de Hemel Son myn oogen slechts bestraalen, Maar 't licht van Uw aanschyn ook in myn ziel neêrdaalen, Neemt van my weg, wat schaad, en maakt my zelfs bequaam, Te bidden naar Uw Wil, te prysen Uwen Naam, Vermeerdert myn geloof, versterkt my in 't betrachten Van alle waare deugd, leert my lankmoedig wachten [pagina 42] [p. 42] Op Uw beloft', en woord, hoe 't immer ook mag gaan, Wat elend dat my drukt, in hoope vast te staan, Erbarmt U over die van 't rechte pad afdwalen, O opper Herder! wil haar tot Uw Schaapskooy haalen; Het kranke doch versterkt, 't gebrokene verbind, 't Vermoeide hert verquikt, dat het eens ruste vind. Doet aan Uw Kerke wel, geeft sulke die daar bouwen De Muur Jerusalems, dat wy met vreugt aanschouwen Het goet van Sion: en ons lieve Vaderland Sie met ontferming aan, weest Gy aan alle kant Een vuur’ge muur rondom het zelve, laat doch blyken Uw bystand in der nood, op dat met schaamte wyken Ons vyanden seer trots, bekennen U alleen De macht en heerschappy te zyn, en anders geen. Wat is 't, Heer, dat ik aan U meerder heb te smeken? Geneest doch myne ziel, vergeeft al myn gebreeken, En laat het innigste, de alderdiepste grond, Gedachten van myn hert, de reden van myn mond U welgevallig zyn: die noyt en zyt volpresen, Laat ik U dienen, en altyd sorgvuldig wesen Gelyk een wakker knecht, die zelf ter middernacht De komste van syn Heer, al wakende verwacht: Op dat Gy ook aan my dat groote goed moogt geven Van U beloft', aan die getrouw zal zyn gebleven. Vorige Volgende