Kracht in swakheit(1696)–Henrica van Hoolwerff– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] De Ziele haar nederbuygende in diepe Ootmoet, voor Gods Majesteyt, en biddende om 't wel-wesen, van Land, en Kerk. Almogend God! beglanst met Heyligheyd! Voor wien de Seraphims haar aanschyn dekken, De Son beswymt, de Starren 't licht intrekken Uyt diep ontsag van Uwe Majesteyt. Ik buyg my neder voor Uw' voet-schabel, Maar doch eylaas! wat heb ik onderwonden? Ik die maar stof, en asch ben, en vol sonden, Ja van natuuren self een kind der hel: Nochtans, ô Heer! ik weet dat Gy ook zyt Barmhertig, en hebt Vaderlyk medogen: Aanschouw Uw arme dienstmaagd dan met oogen Vol van genaad, en schelt myn schulden quyt: Wascht my van smetten, in de Bloed Fonteyn Van uwen Soon: en doet aan my een teken Van Uwe gunst: hoort myn ootmoedig smeken, Dat 's myn versoek, en myne beed' alleyn. Maar evenwel, nadien ik my alreê Heb onderwonden, om met U te spreken, Dat uwen toorn in yver niet ontsteke, Dat ik by 't voorige doe noch een beé. Ons' Vaderland, nu lang, en hart gedrukt, Door veelderley, en welverdiende plagen, Gedenk na Uw' genadig welbehagen, Verlost het eens, en uyt syn vresen rukt. [pagina 40] [p. 40] Op dat den trotsen vyand niet in smaad Mag zeggen; waar is Neerlands God gebleven? Haar heyl? die sy betrouwden in dit leven; Begeeft haar nu: ô Heer ons toeverlaat! Waak voor Uw eer, en laat om onse sond Uw grooten Naam niet werden zo gelastert, Van een bloeddorstig Koning, die verbastert Zo trouw'loos heeft gehandelt in 't Verbond: Wel dan myn God! om Uwent wil, en om Uw's Tempels, die Gy hier hebt willen bouwen, Send ons Uw heyl, dat wy het goed' aanschouwen, En Uwen lof, verkondigen alom. Vorige Volgende