Kracht in swakheit

Hertelyke Bede-wensch, om tot Gods eer te leven.

O noyt volpresen God! ô vollen Oceaan
Van 't waare levens bad! waar heen 't weer al moet gaan;
Zo lang Uw wysheyd, my, in dit elendig leven
Sal doen verblyven, wilt my doch dees bede geven,

Dat ik een vat mag zyn geheyligt tot Uw eer,

En wat ik ben, en heb, gestadig brenge weêr,

Tot U den Oorspronk, met Uw grooten Naam te roemen,
Waar in ik boven al, my sal gelukkig noemen,

Indien ik tot Uw prys maar strekken mag geheel,

En voor myn selve niet behouden 't minste deel.

Dat ook gantsch billyk is, wat kan my meer betamen?
Daar ik my met de Naam eens Christens laat benamen,

Die eerst U selven hebt gegeven heel voor my,

Dat ik voor niemant, dan alleen voor U en zy:

Op aarden doe, gelyk de Seraphim hier boven,
Die haar verlustigen, in, dag en nacht te loven

Al wat Jehova doet, en my reeds zo met haar

Verheugen, tot, Gy my ook brengen sult aldaar,

En niet alleen de ziel, maar self het lichaam mede
Doen baden in de zee, van Uwe zaligheden.