De Ziel, in duysternis omswervende, en den Heer achter aan klevende.
O Heer! voor wien de nacht, en 't alderdikste duyster
Is als de klaarste dag: verligt my door uw' luyster,
Verlaat my niet, myn God, verlaat my niet te seer:
Myn ziele roept U naa, ô Heere keert doch weêr!
Ontfermt U myner, die, U achter aan wil kleven,
Waar Gy my leyden sult, het zy ter dood of leven:
Toont my het lieflyk licht, het licht van Uw aanschyn,
Zo sal myn ziel, hoe seer gewont, genesen zyn:
En myne lippen, die, te lange zyn gesloten,
Als met een Hemel-dauw, en nektar overgoten
Ontsluyten: en een lied opsingen t'uwer eer,
Die uyt de duysternis, het licht doet schynen weer:
Uw Aangesicht verberght, (ô wonderbare wegen!)
En schynt als weg te gaan, om met een ryker zegen
Te keeren tot de ziel: als Gy haar liefd' beproeft
Sult hebben, en getoont, hoe seer fy U behoeft!
Haar hert geheel beanxt als s' Uw gesicht moet derven,
Vind nergens heul noch troost, en sou veel liever sterven:
Gaat haastig door de Stad, de straten om, en om,
Te soeken haaren vriend, haar zielen Bruydegom:
Breekt tot de wachters in, ontsiet gevaar, noch leven,
Of haar ook iemant zeyd', waar Hy mogt zyn gebleven,
Die sy zo hooge schat, die sy zo hertlyk mint,
En al 't begeerelyk aan een gehecht, in vind.
O wonderbaar vermaak! ô troost in 't anxstig karmen!
Als Gy haar dan ontmoet, en lieflyk gaat om-armen:
Een kus geeft van Uw mond, en drukt haar op Uw hert,
Gelyk een zegel, dat niet afgescheurt en werd,
Dan raakt de ziel, gelyk van Hemel-vreugde dronken,
Terwyl haar beeker word, ten boorde vol geschonken:
En voelt in haar een vlam, van suyv're minnegloed,
Die niemant blusschen kan, ook self geen watervloed:
| |
Sy wil niet dat haar vrind, nu immermeer sal scheyden,
Maar Hem tot in haar huys, en binnen-kamer leyden:
Doen proeven van haar vrucht, en speceryen wyn,
Op hoop, dat die Hem lief, en smakelyk sal zyn.
O aangename Gast! ô over soet onthalen!
Heer! wil so tot, en in, myn herte nederdalen:
Of schoon ik dikmaal drink, een beeker vol van gal,
Als ik U maar geniet, zo heb ik 't al in al.
|
|