Kracht in swakheit
(1696)–Henrica van Hoolwerff– Auteursrechtvrij
[pagina 28]
| |
Want al haar toeleg is, hoe best
Door snood verraat, den mensch
Te leveren aan d'helsche macht,
Naar Satans lust, en wensch.
O Heer! ik ben gantsch blind, en dom,
Hoe sal ik dan bestaan?
Als my de werelt vleyt, en streelt,
En tot my segt, wel aan;
Zo gy my dienen sult, ik sal
U geven hoog gebied,
Vermaak, en eer, daar toe, al wat
Uw oog begeerlyk siet.
Bewaart my doch in sulk geval,
Dat sy door soete reên,
My nimmer tot haar dienst en troon,
En sleep gevangen heen:
Of, so sy 't omme wenden mocht,
En dreygen met haar macht,
Met haat, met toorn, met vuur, en vlam,
Houd over my de wacht:
Dat ik op d'een, of d'ander wys
Haar nimmer dien of eer,
Maar U alleen, die 't waardig zyt,
Als aller Scheps'len Heer,
Dat in sich heeft het grootst geluk,
En aan den mensche doet
Genieten waare vreugd, en heyl,
En een bestendig goed.
|
|