De juichende kinderschaar. Liederen voor christelijke scholen, zondagsscholen, enz.
(ca. 1880)–Adolf Jacob Hoogenbirk– Auteursrechtvrij
[pagina 30]
| |
1. Nu een zon-daar weêr-keert tot Gods troon. Ziet, de Va - der drukt hem
1. aan Zijn hart, ver - heugd, En be-groet Zijn eens ver - lo - ren zoon.
2. Vij - and wordt thans door ge - na - de vrind; Ja, hij keert nu we - der,
2. d'en-g'len zijn ver - heugd, En de Va - der noemt hem weêr Zijn kind.
3. Prij-zend'en-g'len nu der hee-ren Heer. Klink' het heug-lijk feest-lied
3. door het gansch heel - al; Want een zon-daar leeft nu God ter eer.
Glo - rie, glo - rie! hoort der en-g'len stem! Glo-rie, glo-rie! Hoort, zij
lo - ven Hem! De ver - los - ten jui-chen met der en-g'len-heir,
En den weer-klank hoort men hein-d'en veer'
Uit, ‘de Opwekkingslied ven van Sankey’
|
|