De juichende kinderschaar. Liederen voor christelijke scholen, zondagsscholen, enz.(ca. 1880)–Adolf Jacob Hoogenbirk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende 15. Tevredenheid. Opgewekt. 1. Waar - om ge - haakt naar geld en goed? Te - vre - den - heid is 1. meer. Een vroo - lijk hart en krach - tig bloed Geeft mij de lie - ve 2. Hoe me - nig leeft in o - ver - daad, Heeft geld en huis en 2. hof, En toont al - tijd een droef ge - laat, Ge - bukt in kla - gens- 3. De zon heeft voor mij gouds ge - noeg, En 't maan-tje zil - ver- 3. glans; Als 't oog bij 't wer-ken laat en vroeg Zich heft naar 's he-mels 4. Ja, eind'-loos meer, want in Zijn Zoon En Dien ge - kruist voor 4. mij, Wacht pries-ter-kleed en ko - nings-kroon Mij in der zaal'-gen [pagina 20] [p. 20] 1. Heer. Hem prijz', waar ik zoo - veel ont - vang, Mijn mor - gen- 1. lied en a - vond - zang. 2. stof. Wie bo - ven God de we - reld koos, Hij leeft in 2. pijn en zorg al - toos. 3. trans, Dan zing ik: ‘Dit en eind'-loos meer, Schiep tot mijn 3. vreugd' en troost de Heer’. 4. rij. Daar - om, wien 't lust, hij kiez' den schijn, Maar mij zal 4. God mijn al - les zijn! Uit ‘Voor School en Huis’. Vorige Volgende