Abraham, de aartsvader(1728)–Arnold Hoogvliet– Auteursrechtvrijin XII boeken Vorige Volgende [pagina *1v] [p. *1v] Op de tytelprent. DE Aartsvader ABRAHAM, die, deftig van gelaat, Op 't Hoofdt des Hoeksteens, als een Eik van Mamre staat, Wiens Wapen diende om Lot uit Elams bandt te slaaken, Gelyk zyn Herdersstaf om voor het vee te waaken, Omhelst getrouwelyk het waare HEILGELOOF: Haar Offer maakt hem voor 't gevlei der driften doof; Als d'ONSTANTVASTIGHEIT, wiens ongebonde Klederen Op wufte zinnen zien, gelyk de Kloot en Vederen; De AFGODERY, die 't oog op haaren Huisgodt houdt, En de EIGENLIEFDE, die haar Schyncieraadt beschouwt: Deze alle zien zich van hun' Overwinnaar teugelen, Terwyl GEHOORZAAMHEIT zyn voeten, door haar Vleugelen, Gewillig maakt, om 't Juk der zeden t'ondergaan, En vaerdig 't spoor dier Wet, Gebreidelt in te slaan. Dus ziet hy, van een Straal des Hemels, zich bejegenen, En zyne Have en Vee, op Hebrons bergen, zegenen. J.W. [pagina *2r] [p. *2r] Vorige Volgende