Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
(1898)–S.S. Hoogstra– Auteursrecht onbekend
[pagina 233]
| |
II.Niet de Historia de Praeliis, maar het Epitome is de moeder van de meest bekende Westersche Alexander-verhalen. | |
III.Wat Dr. Kalff (Geschiedenis der Nederl. letterkunde in de 16de eeuw, I, bl. 367) van de Artur-romans zegt, is geheel onvoldoende om het ontbreken van Volksboeken naar Britsche romans te verklaren. | |
IV.Dr. De Vries en Dr. Verwijs beweren te onrechte (Sp. Hist. Inleid. L), dat de proza-vertaling van 1515 der Eerste partie van den Spiegel Historiael dichter bij Maerlant staat dan bij Vincentius. | |
V.Het verhaal van Olympias en Neptanabus bij Dirc Potter (Der Minnen Loop, Bk. II, vs. 3067 vlg.) is noch aan Maerlants' Troyen, noch aan diens Alexander ontleend. | |
[pagina 234]
| |
VI.Het werk van Dr. Schotel: Vaderlandsche Volksboeken en Volkssprookjes, Haarlem 1873, 1874, is niet betrouwbaar. | |
VII.Sp. Hist. I4 II, 49: ‘Olimpias die wart vervaert,
Ende onthaeldene blidelike’.
Voor blidelike leze men blodelike. | |
VIII.Sp. Hist. I4. XIV, 19: ‘Want sire gramschap was gene mate,
Noch gheene vuerste van verlate’.
Men leze: Nog gheene vuerste, noch verlate. | |
IX.Sp. Hist. I4. XXXVI, 17: ‘Nochtanne sloot men tiere stonde
In eene hutte met eenen honde.’
Men vervange hutte door mute. | |
X.De beteekenis van bescieten, ‘er bij inschieten, verliezen’ (Mnl. Wdb. i.v. bescieten, 2) is niet aannemelijk. | |
XI.Alexanders Geesten, X, 735: ‘Hier om woude Alexander biden,
Ende nam neven siere siden
Perdicas ende Philotine
Ende daertoe dien neve sine,
Die cortelike uit Grieken quam’.
Men leze: Perdicas ende Philotine
| |
[pagina 235]
| |
XII.In Alexander's Geesten, X, vs. 824 en 830 vervange men borch door bosch. | |
XIII.In de Istory van Troyen (uitg. Nap. de Pauw en Ed. Gailliard) vervange men in vs. 9967, vs. 10114, vs. 11293 en vs. 12906 cumen en nedercumen door tumen en nedertumen. | |
XIV.Dr. Leendertz (Rinclus, vs. 886) verandert te onrechte vriende in vriendscap. | |
XV.Ferguut, vs. 1323: ‘Si hebben hier gesocht den horen
Diere haer leven omme verloren’.
Men leze: dier gecocht. | |
XVI.De afleiding, die Vercoullie van zeewaardig geeft, is onjuist. | |
XVII.In de uitdrukking: een menschwaardig bestaan bevat het bnw. eene onnederlandsche samenstelling. | |
XVIII.De verklaring, die Dr. Stoett (Nederl. klassieken, Episodes uit Hooft's Nederl. Historiën. bl. 42, aant. 7) van waardgeld en waardgelders geeft, is onjuist. | |
XIX.Te onrechte mist men in onze Mnl. spraakkunsten weder als onbepaald vnw. | |
[pagina 236]
| |
XX.Partijdigheid kenmerkt de beoordeeling van Cats in de voornaamste onzer letterkundige geschiedenissen. | |
XXI.Kyng Alisander I, 218 (Weber: Ancient metrical Romances): ‘Thou shalt find trowes two:
Seyntes and holy they buth bo
Higher than in other countray all
Arbeset men heom callith’.
Men leze, arbesec en schrappe de verklaring, die in het glossarium i.v. arbeset gegeven wordt. | |
XXII.De verklaring, die Pogatscher (Beiträge, XIX, s. 544) van vs. 169 van den Beowulf (ed. Holster) geeft, is niet aannemelijk. | |
XXIII.De vernietiging van de macht van Hendrik den Leeuw wendde een gevaar van ons land af. | |
XXIV.In de geschillen tusschen Willem II en de Staten van Holland in de jaren 1649 en 1650 was het recht aan de zijde van Holland. | |
XXV.Aan de geschiedenis onzer Indische bezittingen wordt in onze Vaderlandsche Geschiedenissen te weinig aandacht geschonken. | |
XXVI.De Nederlandsche taal en letterkunde komen bij de tegenwoordige regeling van ons gymnasiaal onderwijs niet tot haar recht. | |
[pagina 237]
| |
XXVII.De regeling van het onderwijs in de Nieuwe talen op onze Gymnasia is ondoelmatig. | |
XXVIII.Degelijke kennis van den bijbel is noodig tot recht verstand van onze taal en letterkunde. |
|