Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
(1898)–S.S. Hoogstra– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
Echter Alexanders antwoerde tot Dydimus.
| |
[pagina 157]
| |
9weelden, dats een eerlic dinc. Dat ghy mit vrouwen niet voel 10en sijt, wie (sals) dat mogen prysen? Want uwe wive sijn onbequamelic:Ga naar voetnoot10.Ga naar voetnoot10. 11het wair scande, datse enich man begeerde. Mer wy 12gebruken alle dies dattie eerde draghet ende op bomen wast, 13mit vriën wille om ons te wachten van zonden ende onscout 14te hebben.’ Aldus nam die tale eynde tuschen Alexander ende 15den Bracmannen. Ende Alexander seide hier int eynde wel ende 16waer, die also dade; mer hoe hy nochtan sijn tale beleide, 17Dydimus was voir ende achter altoes int beste, want sijn ghelove 18schijnt gelijck te wesen den kerstenen gelove, dair hy seit, datGa naar voetnoot18. 19Got twoert is, ende dat biden woirde alle dingen ghescepen 20werden ende onthouden. Hier heeft Alexanders yeeste sijn eynde.Ga naar voetnoot20. |
|