Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

Regelnummers proza verbergen

Alexanders antwoerde tot Didimus.
Cap. LXV.

1Alexander antwoirde Didimus, den coninc vanden Bracmannen, 2ende seide: ‘Sijn die dingen so ghy segt, so schijnt dat ghy^2. 3Bracmanne alleen leeft sonder zonde op dese werrelt na dat

2. cf. de Inleid.

[p. 155]

tekstkritische noten

4uwe gescrifte luudt, want ghy en nuttet niet tot eniger tijt die 5weeldicheit, die die aventure gegeven heeft allen menschen ende 6den levenden creaturen ghemeen. Dus schijnt dat ghy lude alleen 7Gode sijt, ofte ghy en acht op Gode niet, want gy ontsegt 8hem, dat hy u gheven wil. Dit dunct my bet zotheit dan leven 9van vroetscappen.’

4. B.F. gescrijff; H. u gescrift lůůt; C. gescriften; B.F.H. nut niet; H. enighen. 5. B. aventueren; E.F.H. die die natuer; E. hevet alle. 6. B.E.F.H. den (ontbr.); B. levende ghemene; C. levendigen; E. levende; H. leven den avonturen; C. gemeinliken; aldus soe; E. schijntet; F. lude (ontbr.); C. ghy creaturen alleen Goede sijnt of; E.F.H. allene. 7. of; B.G. ontsect. 8. C. Dat dunct; C. sijn dan. 9. E. van vrienscapen; G. vroetscappen wesen.
Opschrift: C. die antwoerden; D. Dit is hoe enz.; E.F.H. Hoe Dydimus enz.; F. Captm. LXV; G. noch (ontbr.); antwoirde noch.
1. C. antwoirden; F. hem hierop; Alex. (ontbr.); H. op ende seide. 2. B. niet inboerlinghe; E. boerlinghe; F.H. niet boerlinge; B. der werlt; C. dese werlt; B. als gast; C. als gasten; F. also; H. als. 3. H. hier niet; ende wi; E. wanderen; F. die werelt. 4. F. een (ontbr.); C. een vremt pelgryn; H. als een pelgrom; F.H. trecket; B. oncommert. 5. C.G. sunden. 6. C. ander (ontbr.). 7. C. dier men; G. gienen; H. ons als. 8. C. mer mit; E. suveren; C.G.H. conscienciën. 9. B. aensiene; C.F.H. derf. 10. B. neghene; E. ghene goden; G. giene; E. Gode mermerde; G. daermede als; F. achterdeel; H. Gode afterdeel mede; G. also (ontbr.). 11. E.F.H. Goods; B.E.F.H. hovessche; C. hoegeste; G. hoechste; B.E.F.H. Want (ontbr.). 12. B. ooc niet; C. noch te weren; al (ontbr.)