Zegepraal der goddelyke liefde
(1709)–Jan van Hoogstraten– Auteursrechtvrij
[pagina 162]
| |
Paucitas dierum meorum finietur breui. | |
Las! peu de temps borne le cours,
De l'entresuitte de nos iours.
| |
[pagina 163]
| |
De Liefde wyst op 't eynde. | |
Het weynige myner dagen eyndigt kort: gy hebt
| |
XLI. Gezang.Wyze: Sellenytje zoete prytje. Of Eenzaam Kluisje, vreedsaam huisje.
1.
WAt 's uw wensen,Ga naar margenoot+
Ydle mensen,Ga naar margenoot+
Hier op aard, om geld, of staat?Ga naar margenoot+
Gy zult, als 't gebloemt verslensen,
'T geen het onweer nederslaat.
Wat is dog uw hoop,Ga naar margenoot+
In dit aards beloop,Ga naar margenoot+
Die hier geen uur tyds weet te koop?Ga naar margenoot+
2.
'T weynig levenGa naar margenoot+
U gegeven,Ga naar margenoot+
Vliegt gelyk een schaduw door:Ga naar margenoot+
Als uw Webb' is afgeweven,
Geeft de tyd geen meer gehoor.
| |
[pagina 164]
| |
Waar de bleeke dood
Aan uw deuren stoot,
Daar helpt nog schat, nog staat, hoe groot.
3.
Wat zal 't wroeten
Dan verzoeten,
Daar gy staag mé zit belaan?
Maak een huis van zeve voeten,
Wilt gy eenmaal zyn geraan.
In uw wild beslag,
Nadert snel de dag,
Het perk daar niemand over mag.
4.
'T stof der aarde,
Dat u Baarde,
Toond u, van wat stof gy zyt.
En van hoe gering een waarde,
Daar gy nogtans woeld, en stryd,
Of uw wuft bestaan,
Hier noyt zou vergaan.
En och! 't heeft, eer gy 't denkt, gedaan.
5.
In verlangen
Dus te hangen,
Aan het geen de ziel verleyd,
Wekt deze averegtse gangen,
Daar Gods Liefde om zugt, en schreyd.
| |
[pagina 165]
| |
Hield de min der deugd,
Dus uw geest verheugt,
Gy leefde in eyndelooze vreugd:
Ons uurglas eenmaal afgeloopen, wekt ellend.
Die nimmermeer vergaat; of vreugde zonder End.
| |
Toepassing.
WAt voed den mens al ydle hoop,
In 's werrelts onbestendig leven!
Dat in het midden van zyn loop,
Ons gaat zoo onverwagt begeven.
VVat is al 't ydel zinnespel,
Daar zig de geest in wil vermaken,
Meer als een ligte waterbel,
Zoo dra de dood ons komt genaken.
'T zy 't leven vreugd geev' of verdriet,
VVyz is hy, die op 't Ende ziet.
|
|