Zedezangen en stigtelyke liederen(1708)–Jan van Hoogstraten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 92] [p. 92] Petrus de Gelovige, Matth. XIV. LXII. Zang. Vois: Simple Courant. Of Schoone oogen die met schoot op schoot. 1. Geloof! zoo hoog by God geagt, Wat zijt ge groot van magt Dat gy, door uwe kragt, Al 't wonder ziet volbragt! ô Petrus, door 't geloof behoed, Treed gy uw Heer te moet Die, zonder schroom Gaat op den stroom Met onbezweken voet. 2. Hoe fel de zeebaar brult, en tiert, En 't onweer ruist, en giert, Als hoop het schip bestiert Is 't noodloos touw geviert. Daar hoop en vast vertrouwen staan, Zal schip nog man vergaan. Geen waternood, Geen hel, geen dood, Die zy niet zal verslaan. 3. Gy egter (hier in hoe verligt En blakende op 't gezigt [pagina 93] [p. 93] Van Jesus) beeft, en zwigt En wankelt in uw pligt. Dus vreezende te grond te gaan } bis Roept gy uw meester aan: } bis Die nimmer doof } bis Uw swak geloof } bis Weer doet onwrikbaar staan. } bis 4. Dus van zyn hand weer ondersteunt, Waar op uw zwakheid leunt Treed gy, hoe 't onweer dreunt, (Als een, die 't zig niet kreunt ) bis Op uw geloof met vasten voet, } bis Weer langs den weeken vloed } bis Als was het nat } bis Een effen pad. } bis Zie wat gelooven doet. } bis 5. Geloof! zoo hoog geagt by God! ô Zaligmakend lot! Wie zag uw magt geknot! Dat u de dwaas bespot. Door u word hel en dood vertreen. } bis Gy zijt vol godlijkheen. } bis Gebergt en rots } bis Beeft voor uw knots, } bis En valt op uw gebeen. } bis Tweede repetitie. Gy meugt, gelijk vol godlijkheen, Op slang en draken treen. [pagina 94] [p. 94] Geen ongediert, Hoe 't brult, en tiert, Of 't wijkt voor u gebeen. Vorige Volgende