ferentie eens het ‘nulde scenario’ noemde.
Volgens het nulde scenario is het standaardmodel helemaal goed. Er is dan geen enkele verdere structuur meer. De natuurwetten binnen deze wereld worden door andere systemen van natuurwetten op de afstandsschaal van 10-19 protondiameter en kleiner bepaald, en voorbij dat punt geldt het standaardmodel. Je krijgt in dit geval een geweldig fijnregelingsprobleem: op 10-19 protondiameter moeten de knoppen van de natuurconstanten verschrikkelijk precies op elkaar zijn afgesteld. Waarom dat zo is, daar snap je dan geen snars meer van, maar komaan, laat dat dan maar een probleem zijn voor de filosofen.
Wiskundig gezien is dit prima. Er is dan dus eigenlijk niets in dit geweldig grote gebied; men spreekt wel van ‘de Grote Woestijn’. Om de een of andere reden zou dus onze huidige generatie natuurkundigen ‘geraden’ hebben hoe de natuur eruitziet over een gebied dat even groot is als alle voorafgaande natuurkunde bij elkaar. We hebben geraden dat er ‘niets’ is. Wie dat gelooft mag het zeggen.
Nee, de meeste natuurkundigen denken aan andere scenario's; ze denken dat er bloemetjes bloeien in de woestijn. Maar hoe kunnen deze eruitzien? Het enige aanknopingspunt dat we hebben is het fijnregelingsprobleem. Zouden we een scenario kunnen bedenken, een mogelijk model dat desnoods slechts een gedeelte van dit gebied beschrijft, zonder dat iemand de knoppen met grote precisie heeft moeten afstellen?
De gemakkelijkste manier om dit te doen is te zoeken naar een symmetrie. De knoppen staan afgesteld op een manier die symmetrisch is. De symmetrie die hiervoor het meest in aanmerking komt heet ‘supersymmetrie’. Bruno Zumino, Julius Wess, Peter van Nieuwenhuizen, Sergio Ferrara en vele anderen zijn hiervan de pioniers. Wat is supersymmetrie?
U hebt gezien dat in het standaardmodel (maar ook in eerdere modellen) de deeltjessoorten in multipletten worden gerangschikt. Alle deeltjes in één multiplet hebben altijd dezelfde