Memoriën en adviezen (2 delen)
(1871-1925)–C.P. Hooft– AuteursrechtvrijXXIV. Opmerkingen omtrent het recht van Holland, voorjaar 1618.Het hiervolgende stuk bevat enkele korte aantekeningen, waarin Hooft de provinciale souvereiniteit verdedigt. Het berust op de Universiteitsbibliotheek, waar het gecatalogiseerd is sub no. Av. 42. Wellicht was het oorspronkelik bedoeld om in de Raad te worden gelezen ‘met breder mondelinge verclaringe op sommige derselver poincten’, gelijk andere stukken, maar dan is toch niet precies aan te geven bij welke gelegenheid. Wel is de datum vrij nauwkeurig te bepalen. Onderwerp is nl. vooral de kwestie in hoeverre Holland overstemd mag worden in de Staten-Generaal. In het laatste college is blijkbaar al wel het besluit genomen tot het houdeu van een Nationale Synode waarbij de vier gewesten (Zeeland, Gelderland, Friesland en Groningen) de drie andere overstemden (11 November 1617). Tegen deze ‘violatie’ van de provinciale zelfstandigheid protesteerde de meerderheid der Hollandse steden met kracht, in een ‘Deductie’ van 1 December 1617 van de hand van De Groot. Hierin wordt o.a. op de Unie van Utrecht gewezen, gelijk ook Hooft hier doet. Hierop kan het stuk betrekking hebben, terwijl het onwaarschijnlik | |
[pagina 429]
| |
is, dat het stuk zou zijn opgesteld, toen in Mei 1618 het pleidooi voor het recht van Holland, dat een beantwoording van Carletons rede was (cf. Memoriën en Adviezen I, 287), werd voorgelezen. Toen nl. was de Prins reeds in Overijsel, waar hij de Staten er toe bracht zich bij de meerderheid neer te leggen (7 Mei 1618), en Hooft spreekt over Overijsel als nog aan de Hollandse kant staande. Wel schijnt Haarlems verklaring, waarin de consenten afhankelik werden gesteld van inwilliging van voorwaarden, reeds voorgelezen te zijn, want Hooft spreekt in 't einde van de kwestie der betaling, alsof Holland er sterk over dacht niet te bewilligen in de gewone oorlogslasten, zoals Haarlem toen ook verlangde, als de Scherpe Resolutie niet werd uitgevoerd (27 Januari 1618). De ‘Consideraties’ van Hooft zijn dus wel in het voorjaar van 1618 opgesteld (Rogge, Joh. Uittenbogaert, II, 451; Blok, a.w. IV, 151). | |
Consideratiën vallende op dautoriteyt van den Heeren Staten van Hollandt ende Westvrieslandt.Wij hebben al langer als dertich iaren geleden in groter waerden gehouden de resolutie van den heren Staten van Hollandt ende Westvrieslandt, uijt kracht van dewelcke wij soo veel luyden uytte stadt hebben geset. Dye van Enckhuyssen hebben haer noch zeer onlangs mette zelve resolutie beholpen in haere proceduren tegen eenen Mr. Blauwehulck, Raedt derselver stede. Maer als andere onse nabuyrsteden haer alsnu mette selve resolutie willen behelpen, willen wij dye van geender waerden houden ende den Staten dye autoriteyt nyet toestaen. Alle vonnissen in capitale zaecken bij meerderheydt van stemmen gewesen, hebben tot noch toe, zoo wel hyer als elders, effect moeten sorteren (sonder dat oock de predicanten zelfs int vertroosten van zodanige, patienten, haer mijns wetens oyt hébben gepoocht timformeren, off zij bij eendrachtige, ofte bij meerderheydt van stemmen waeren gecondemneertGa naar voetnoot1). | |
[pagina 430]
| |
Alsoo mene ick mede, dat zij zowel in haere particuliere consistorien als classicale ende synodale vergaderingen nyet altijdt bij volcomen eenstemmicheydt resolveren. Wij hebben oock hyer in den Raedt meer als eens, in dese kerckelycke geschillen, alleen metten uytslach van een ofte twee stemmen resolutie gemaeckt. Den heren Staten Generael staen wij oock toe, dat vyer provincien, onder denwelcken de stadt Groningen mede gereeckent werdt, dander drye mogen overstemmen, nyet-tegenstaende dat nyet alleen op dye stadt Groningen zoo veel te seggen valt, maer dat oock dye resolutie mijns bedunckens directelick strijdt tegen de Unie deser landen, dewelcke ick naest Godt mene te wesen het fundament van onser aller behoudenisse. Ende ter contrarie willen wij den heren Staten van Hollandt ende Westvrieslandt nyet toestaen resolutie te mogen maecken met drye stemmen tegen een. Bovendyen hebben wy hyer noch binnen zoo corten tijt een oudtburgemeester van den Briel, comende van der Contraremonstranten zijde, audientie in den Raedt gegeven. Ende onlangs daernaer hebben wij in twijfel gestelt, off wij vijf gedeputeerden van den Heeren Staten van Hollandt etc. zelfs audientie zouden gevenGa naar voetnoot1). Sijn dit nyet zaecken, dye notoirlick tot krenckinge ende verminderinge van dautoriteyt van den heren Staten voornoemt zijn streckende? Als hyer nu noch bycompt, dat dye voorsz. provincie, met dye van Utrecht ende Overyssel continueren in haer voorgaende lasten van den oorloge, wesende voor Hollandt ende Westvrieslandt tezamen omtrent drye vijfde parten van de gehele massa van alle de zeven provincien, ende dat dye voorsz. vyer provincien, dye nu naer mijn beduncken de Unie in zoo voornemen hooftpoincten zoo groten krack hebben gegeven, daeruyt men zoude mogen bevresen, dat zij in andere zaecken van gelycke importantie tselfde spoor zouden mogen volgen, soo dye, segge ick, het zij bij besondere correspondentie ofte andersins, overt employ van alle het krijchsvolck, bij alsulcke, meerder- | |
[pagina 431]
| |
heydt van stemmen mede mogen disponeren ende ordonneren, tot wadt eynde ende op wadt maniere zy dye zullen willen hebben gebruyckt, zonder dat dye van Hollandt, Utrecht ende Overijssel daerin verder als alleen pro forma ende alleen om tgeldt te geven zouden werden gekent. Soo zouden dye voorsz. vyer provincien dander drye door haer eygen middelen mogen onderdrucken ende haer selven daervan meester maecken, in zulcker voegen dat zij voortaen geen consenten meer van denzelven zouden behoeven te versoecken, maer als souvereinen denzelven by middele van alt krijchsvolck ofte anders zouden mogen opleggen, zoo veel als zij zouden mogen goedtvinden. Ende alsoo zouden wy, menende de Spaensche regieringe met grote moeyten, costen ende periculen ontgaen te wesen, vervallen in een ander, dye haer airede met dese overstemminge in zaecken van de religie alsoo schijnt te vertonen, alsof men langer aen geen contracten wilde wesen gebonden. Als de zaecken onder ons zelven alsoo zouden gaen, mocht men dencken, wadt de buytenlandtsche regieringen van onse alliancien ende verbonden langer zullen willen houdenGa naar voetnoot1). |
|