XXII. Redevoering over de Nationale Synode, 8 Januari 1618.
(Mermoriën en Adviezen I, blz. 235-246.)
Op de in 't opschrift door Hooft genoemde datum staat niets vermeld in de Resolutiën der Vroedschap, maar 10 Januari d.a.v. wordt een besluit genomen naar aanleiding van het rapport der Gedeputeerden over het in de Statenvergadering voorgevallene. De Raad blijft daarin bij zijn eenmaal aangenomen houding in de geschillen en bij de resoluties van 4 en 5 December 1617, zodat den Gedeputeerden op het hart gedrukt wordt hun best te doen om de andere leden van Holland te induceren tot het aannemen van de resolutie der Staten-Generaal om een Nationale Synode bijeen te roepen (11 November 1617). Holland bleef echter nog weigeren, in de geest van Hoofts hier volgende rede. Blijkens blz. 243 hebben wij hier in dit geval de redevoering zelf in ongewijzigde vorm voor ons, ook niet met enige citaten uitgebreid.
1. | blz. 237, al. 3-5. Over de moeilikheden met Frankrijk, Engeland en Denemarken, dat ons in de Sonttol enz. tegenwerkte en waarheen in 1618 een gezantschap werd gezonden, cf. Blok, Gesch. van het Ned. Volk1, Boek VI, Hoofdst. II; de moeilikheden met Engeland over de visserij staan in verband met de bekende kwestie der vrije zee, cf. a.w. IV, p. 29, 30. |
2. | blz. 239, 4e al. Hooft zal doelen op de overgang van Lutheranisme tot Calvinisme in Hessen-Kassel in 1605, wat grote tegenstand ontmoette, terwijl Hessen-Darmstadt sinds 1607 des te meer Luthers werd (Müller, Kirchengeschichte, II, II, 99). In Brandenburg ging Johan Sigismund in 1614 tot het Calvinisme over (ibidem 286). Inderdaad gebeurde dit alles door uitsluitende beschikking der vorsten. |
3. | blz. 245, 8e r.v.o.: cf. Memoriën en Adviezen I, 174, waar N. Mendez genoemd wordt. |