Theseus en Ariadne
(1972)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
Eerste deelGa naar voetnoot*
Theseus
,,Dat yemant gae sijn eens gedaen beloften breken,Ga naar voetnoot1-69Ga naar voetnoot1-4
,,Wanneer dat achterdeel en schade schijnt te stekenGa naar voetnoot2
,,Int houden van sijn woort, oft, op dat hij soo raeck
,,Tot voordeel groot van schijn, dats een vervloeckte saeck.
5[regelnummer]
,,Hoewel dat menich Prins di' 'er luttel op gaet passen,Ga naar voetnoot5
,,Met aertsche hoocheit meent den hemel hooch t'ontwassen;
,,Maer die bereyt tot straf van schelmerij, terstontGa naar voetnoot7
,,Velt sijn vermetel werck gebouwt op lose gront;
,,Want schielijck hij verliest t gelove sijner trouwen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
,,En 't geen hij niemant hout, oock niemant hem wil houwen.
AEgeüs die als Prins t'Athenen mach gebien
Mijn vader, en mijn heer heeft dit recht ingesien;
En daerom alle jaers betaelt wt onse stede,
De sware schatting, nae voorwaerden van de vrede,
15[regelnummer]
Die tusschen Minos, laest, en ons besloten wert,
Wanneer ons borgers cloeck loofden (al viel t' haer hart)Ga naar voetnoot16
Van haere kindren, sjaers hem seven jonggesellen,
En seven dochters jonck in sijn gewelt te stellen,Ga naar voetnoot18
Om daer te paeijen mee de lust vant woedich dierGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Sijn geijle vrouwen soon half man, en hallef stier;Ga naar voetnoot20
Dien hij besloten hout tot voorcoomst van veel schaden,Ga naar voetnoot21
In eenen doolhof groot, en vol verwerde paden,
Twelck Dedalus met moeijt seer constrijck heeft ghewrocht.
D'ellendich jongelien worden hier in gebrocht,Ga naar voetnoot24
| |
[pagina 46]
| |
25[regelnummer]
En vant verwoede dier wreet-gulselijck verslonden.
Tot nochtoe is hier sjaers tgetal altijt gesonden,
Bij lot gecoren wt de droeve borgerij.
D'een borger sach op d'aer, maer ellick sach op mij.Ga naar voetnoot28
Alsmen de laeste reijs omt leven quam te loten.
30[regelnummer]
Ick merckten wat het was, dies heeft het mij verdroten,
Dat sij voor t vaderlant haer kinders leven boôn,
En dachten siet de Prins die spaert sijn eigen soon.
,,Best is hij die best doet. Dies dunckt mij grote schande,
,,Dat de gemeent passeert den Prince van den landeGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
,,In d'onverwonnen deucht. Want als een vorst alleenGa naar voetnoot35
,,Sal boven ander sijn in costlijcheit van cleen,
,,In leckre spijs en dranck, al wterlijcke dingen,
,,In sleep van vrouwen, en van dertel hovelingen,
,,In groot getal van knechts, en ruim getoorent hof;
40[regelnummer]
,,De slechste borger is dan wel bequaeme stofGa naar voetnoot40
,,Om d'aldergrootste Prins van Griecken t'overtreffen,
,,Wilmen hem wt het slijm des vollix maer verheffen.Ga naar voetnoot33-42Ga naar voetnoot42
,,Dan soo een vorst het volck te boven hoort te gaenGa naar voetnoot43
,,In eedel waere deucht, den lande voor te staen,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
,,Om het gemene best in alles te bejagen,Ga naar voetnoot45
,,Bequaem om sorch alleen voor al den hoop te dragen,
,,Een recht staet-waerdich Prins sal immers dan, dunckt mijn,Ga naar voetnoot47
,,Wt menich duisent man swaerlijck te kiesen sijn.Ga naar voetnoot48
Dit drong mijn moedich hart, mijn borgers te betonen,
50[regelnummer]
Dat ick mij selfs niet meer dan haerlie wil verschonen.
Daerom op dese reijs ben ick getrocken mee,
Mij gevend' in genae van d'onbescheyden zee;Ga naar voetnoot52
Hoewel mijn vader out dat quaelijck toe wou laten,
| |
[pagina 47]
| |
Die van mijn redens swaer sich swaerlijck liet bepraten,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Doch om mijn selven, en mijn burgers int verdriet
Te brengen van de doot, coom ick in Creta niet;
Neen, neen, mijn wit is niet groothartich te verdragen,Ga naar voetnoot57
T'geen de cloeckmoedichst van de werelt doet vertsagen,
Door t lijden sal mijn deucht niet toogen haere glans,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Maer door het eedel doen, soecken de lauren-crans.
Tot volgenoeging van de jong' Atheensche sielen,Ga naar voetnoot61
Sult ghij vant woede dier gewent tot mensch-vernielen
Nemen een wrede wraeck, en stortent in het sant,
Vertrouw ick niet vergeefs Theseus u rechterhand.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Dus siet nu te gemoet, ghij borgers van Athenen,
Het einde van u rouw', en u langduirich weenen.
Want als het felle beest valt aen de doot te buit,
Dan is de wrede tijt van uwe schatting wt.
Maar hoe? Wie mach dit sijn? ontbeijt, hij comt ons nader.Ga naar voetnoot69
Deucalion, Theseus
Deucalion
70[regelnummer]
Geluck grootmoedich Prins, ick coom van mijn heer vader
Den Coning Minos die dit eijlant rijck verheert.Ga naar voetnoot71
Die heet u welcoom sijn, door dien dat ghij vereertGa naar voetnoot72
Sijn rijcke met u coomst, en bidt voor alle saken,
Dat u, u herberch van sijn hof belief te maken,
75[regelnummer]
Voor u en voor u volck, is alle nodruft daer,Ga naar voetnoot75
Gebruickt het altesaem al oft u eijgen waer,Ga naar voetnoot76
Van camers toegerust verscheiden spijs en dranken.Ga naar voetnoot77
| |
[pagina 48]
| |
Theseus
Van u aenbieden heus moet ick u seer bedanckenGa naar voetnoot78
Beleefde coninx soon, waert ind'Atheense staet,
80[regelnummer]
Ick soud' u heusheit eel vergelden metter daet,Ga naar voetnoot80
Maer hier in vreemde lant, en verre van mijn magen,
En can ick niet veel meer als danckbaer harte dragen.
Mijn heer beliefdent u mij soude jonst geschien,Ga naar voetnoot83
Indien ick aldereerst den Coning mochte sien,
85[regelnummer]
Om hem te houden voor de oorsaeck van mijn coomste.Ga naar voetnoot85
Deucalion
Wat u belief, geschie, van Griecken d'aldervroomste,Ga naar voetnoot86
Dies laet ons derwaerts gaen. Flux page gaet voor heen,Ga naar voetnoot87
Segt mijn heer vader dat wij volgen u met een.
Grootmoedich jongeling, wat dunct u vande zede
90[regelnummer]
Van ons vermaerde lant? gevalt u onse stedeGa naar voetnoot90
Van Gnosus oock soo wel als t'wijs' Athenen doet?
Theseus
Meest yder prijst de plaets daer hij is opgevoet,
Niet sonder reden oock, dewijl wij sijn gehoudenGa naar voetnoot93
T'eeren ons vaderlant, gelijck wij voorstaen soudenGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
Ons ouders naem en eer, indien daer yemant waer,
Die die met laster oft cleenachting quam te naer.Ga naar voetnoot96
,,Maer, die om d'eere van sijn stede te vermeren,
,,Het waerdich vaderlant eens anders wil onteeren,Ga naar voetnoot98
,,En setten boven al sijn aengeboren wijck,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
,,Sulck eenen doet de wijde werelt ongelijck;
| |
[pagina 49]
| |
Alsoo t gelooflijck is dat daer in sijn te vinnen.
Veel plaetsen die de plaets van ons geboort verwinnen
In vruchtbaerheit van slijck, in schoonheit van landouw,
In goede seden heus, van lieden wijs en trouw,
105[regelnummer]
In heylig' heerschappij, en treffelijcke wetten;Ga naar voetnoot105
Voorwaer die hoortmen oock in haer waerdij te setten:
,,Daerom een oprecht man, bescheijden van verstant,Ga naar voetnoot107
,,Acht al de werelt ruim sijn lustich vaderlant.Ga naar voetnoot92-108Ga naar voetnoot108
Athenen dunckt mij schoon in alles waert gepresen,
110[regelnummer]
En Gnosus dunckt mijn oock wel prijsenswaert te wesen;
Aengaende t' hooch gebouw van uwe muiren grof,Ga naar voetnoot111
Wel waerdich om te sijn rechtvaerdich Coninx hof,
Aengaende d'huisen groot, en rechte wijde straten,Ga naar voetnoot113
De menichte van volck van allerhande staten,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
En de naebije zee, en s'havens vaijlicheit,
Die vol van schepen en snelle galeijen leijt.
De seden canmen in een vreemt lant niet ras kennen,
,,En tot quae seden van ons lant wij lichtlijck wennen,
Dies houd'ick mogelijck t'Athenen niet voor quaet,
120[regelnummer]
Het gene datmer voor moet houden inder daet.Ga naar voetnoot120
Daerom al kend' ick schoon de zeden van u lande,Ga naar voetnoot121
Gelijck ick niet en ken, ick mocht tot mijner schande,
,,Oordelen t' goet voor t' quaet. Al achtmen int gemeen
,,Het goet varr boven t'quaet, men comt niet overeen,
125[regelnummer]
,,Met alle menschen int waerderen van de dingen.Ga naar voetnoot117-125
Deucalion
Tot oordeel onvoorsien, en sal ick u niet dringen.Ga naar voetnoot126
Oock wederspreeck ick niet der stadt Athenens lof.Ga naar voetnoot127
Maer dits de rechte wech nae mijn heer vaders hof.
| |
[pagina 50]
| |
Choor
,,Gehoorsaem sal een Prins hebben sijn ondersaten,
130[regelnummer]
,,Die haer can maken wijs, en claerlijck blijcken laten,
,,Dat hij sich stadich tot haer voor te staen, vercloeckt,Ga naar voetnoot131
,,En meer haerlieden nut, dan eigen bate soeckt.Ga naar voetnoot132
Geluckich sulcken Prins die daer voor wort gehouwen,
Want d'ondersaten hem volcomelijck vertrouwen,
135[regelnummer]
Indien hij alsoo wijs als willich wort geacht,
Int sorge dragen voor haer heyl, dat hij betracht.Ga naar voetnoot136
,,Maer om in achtbaerheit van sulx bij t' volck te comen,
,,Dat al wat hij gebiet, voor t' beste werd genomen,Ga naar voetnoot138
,,Ist middel inder daet, en niet alleen in schijn,
140[regelnummer]
,,Te wesen t gene dat men wil gehouden zijn.Ga naar voetnoot137-140Ga naar voetnoot140
,,Want die met schijn van deucht het vollick soeckt te paeijen.
,,Met schoon beloften loos, en om den tuin te leijen,
,,Geniet een corte tijt tot dat het werd' verbreijt,
,,De wankelbare vrucht van sijn scherpsinnicheit.
145[regelnummer]
Voorsichticheit is t' een, en t' ander noemtmen loosheit,Ga naar voetnoot145
Het een dat is een deucht, t'ander een treck van boosheit,
Het een door middels recht, t'ander door argelistGa naar voetnoot147
Het meeste voordeel soeckt, dat dick bedriechlijck mist.Ga naar voetnoot148
Voorsichticheit gaet meest al langs gebaende wegen,
150[regelnummer]
Maer boosheits ommewech, die Gode seer is tegen,Ga naar voetnoot150
| |
[pagina 51]
| |
Heeft luttel jonste bij de goedige Natuir,Ga naar voetnoot151
Dies dickwils voor het soet, den losen crijcht het suijr.Ga naar voetnoot152
Maer, van bedroch ter noot, een Prins is te bedanken.Ga naar voetnoot153
Gelijck een medecijn den aelwarigen cranken,Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Om in te nemen geeft yet anders dan hij mient,
Dien t deuchdelijck bedroch tot sijn gesontheit dient.Ga naar voetnoot153-156Ga naar voetnoot156
Hierom Aegeüs soon laet sich te rechte spijten,Ga naar voetnoot157
Dat hij sijn leven stil, onaerdich sou verslijten,Ga naar voetnoot158
In sachte ledicheit, en acht het voor een schant,Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Daer sijn gemeente lijdt veel drux voor t' vaderlant.
,,Voorwaer een Prins is boven t' vollick niet geschapen,
,,Op dat hij rijckelijck sou eeten, drincken, slapen,
,,En wesen vrij van sorch, van commer, en van last,
,,Dewijl dat sijn gemeent op hem te dienen past.Ga naar voetnoot161-164Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
,,Maer een rechtvaerdich Prins verstaet te sijn geboren,Ga naar voetnoot165
,,Tot dienste van sijn volck ofte daer toe gecoren.
,,Een ijder borger is een dienaer van sijn heer,
,,Maer ijder heer is knecht van sijn gemeente weer.Ga naar voetnoot129-168Ga naar voetnoot165-168
| |
[pagina 52]
| |
Deucalion, Theseus, Minos
Deucalion
Siet den Atheenschen gast, heer vader, die ghij seyden,
170[regelnummer]
U wil te wesen dat men herwaerts soude leijden,Ga naar voetnoot169-170
En doen hem in u hof herbergen met gemack.Ga naar voetnoot171
Maer hij begeerd' op mijn, als ick hem daer van sprack,Ga naar voetnoot172
Dat jck hem aldereerst met u sou laten spreken.
Theseus
Rechtvaerdich Coning, dat u nemmer moet ontbrekenGa naar voetnoot174
175[regelnummer]
Voorsichticheit, om met geluck en goede spoet,Ga naar voetnoot175
Altijt te heerschen, als ghij tegenwoordich doet,
Over het welich rijck dat u de Goon verlenen,Ga naar voetnoot177
Wensch' ick u wt den naem des Princen van Athenen,
Mijn vaders, en mijns heers, die mij tot uwaerts sent.Ga naar voetnoot179
Minos
180[regelnummer]
Nu Theseus recht u van der aerden overent,Ga naar voetnoot180
Grootmoedich jongeling dewijl ick u belove,Ga naar voetnoot181
Dat ghij een welcoom gast hier sijt in mijnen hove,
En spreeckt wat u belieft, oft ghij ons hier coomt bij,Ga naar voetnoot183
Van wegen u gemeent, en cloecke borgerij,
185[regelnummer]
Oft in besonder yet comt voor u vader maken,Ga naar voetnoot185
Dan oft het mogelijck is om u eigen saken,
Want ghij sijt erfgenaem; wat dat het sij verhaelt.
| |
[pagina 53]
| |
Theseus
Voorsichtich Coning groot wij hebben u betaeltGa naar voetnoot188
Rechtvaerdelijck den tol die wij u waren schuldich,
190[regelnummer]
En onse borgerij heeft alle jaers geduldich,
Haer kindren, soo sij had belooft, gesonden hier,
Tot derelijcke buit voor t'ongenadich dier.Ga naar voetnoot192
Ghij weet oock dat soo lang dit schricklijck beest sal leven,
Wij u ghehouden sijn den swaren tol te geven,Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Maer als t' verwoede dier wert van de doot verrast,Ga naar voetnoot195
Soo wert ons droeve stadt vant bange pack ontlast.
Om desen swaren last heeft het tot noch geschenen,Ga naar voetnoot197
Dat de bedruckte stadt van t wijs beroemd' Athenen,Ga naar voetnoot198
In hart-verterend wee deerlijck begraven lach.
200[regelnummer]
Soo dick voor handen was den jammerlijcken dach,Ga naar voetnoot200
Datmen omt leven van d'Atheensche jeucht gaet loten,Ga naar voetnoot201
Sach ick ons oude mans haer wangen grijs begotenGa naar voetnoot202
Met grove tranen blanck; jck sach ons vrouwen teerGa naar voetnoot203
Half rasend van verstant, door wanhoop, vallen neerGa naar voetnoot204
205[regelnummer]
Voor d'outers opgepronckt, en storten haer gebeden
Wt een benaude crop, met bevinge van leden,
Met diep versuchten, met menigen heten traen,
Met trecken van haer hayr, en voor haer borst te slaen.
En immers te vergeefs was al haer clachlijck smeken.Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Ach wat vernieuwing ist hier van soo veel te spreken!
U ist Juppijn bekent hoe dick mijn heeft gedeert,Ga naar voetnoot211
Dat ick mijn waerde stadt ellendich sach verneert,Ga naar voetnoot212
| |
[pagina 54]
| |
U ist bekent hoe dick ick redens voor ging wenden,Ga naar voetnoot213
Aen mijn heer vader, op dat hij mijn hier sou senden,
215[regelnummer]
Om met gewapend' hant te vellen t' monster wreet,
Oft van het gulsich dier te wesen d'eerste beet.
Om door de vrome deucht mijn vollick te bevrijen,Ga naar voetnoot217
Oft bij gebreck van dien, soo veel als sij te lijen;Ga naar voetnoot218
En te doen blijcken aen mijn borgers metter daet,
220[regelnummer]
Dat hare Prins het niet aen sich gebreken laet;Ga naar voetnoot217-220Ga naar voetnoot220
Maer mijn heer vader hiel altijt mijn reyse tegen,
Van wien ick swaerlijck nu mijn oorlof heb gecregen,Ga naar voetnoot222
En ben besloten vast te brengen tot een ent
Mijn borgers swaere druck, haer commer, en ellent,
225[regelnummer]
Oft door de vrome doot eewige lof te winnen,Ga naar voetnoot225
Soo t'u belieft dat ick het strijden mach beginnen.Ga naar voetnoot223-226
Daerom rechtvaerdich Prins mij dese jonst verleent,
Denckt niet dat ick alleen, maer dat al de gemeent
Mijns vaders hierom bidt, en met beweender oogen,
230[regelnummer]
Met armen wtgestreckt en met de knien gebogen,Ga naar voetnoot230
En met verslagen hart, ootmoedich tot u crijt:
O Minos die vermaert voor soo rechtvaerdich sijt,Ga naar voetnoot232
Als genen coning die nu scepter voert op aerden,
Indien ghij houden wilt dees hoge naem in waerden,
235[regelnummer]
Aensiet de wrede last die t'cloeck' Athenen draecht.
Ontfermt u over ons, die swaerder sijn geplaecht,
Dan onse schult verdient, vergunt ons Princen soone,
Dat hij sijn cloeck gemoet en dappre crachten toone;
Op dat het schricklijck dier werde ter doot gebracht,
240[regelnummer]
De schandtvleck van u huis en goddelijck geslacht.Ga naar voetnoot240
| |
[pagina 55]
| |
Rechtvaerdich Coning, dan sullen wij t'allen dagen,
U en u eedel huis verbonden jongst toedragen.Ga naar voetnoot242
Maer ist dat ghij ons niet genadelijck siet aen,
De noot die wetten breeckt, die sal ons oock ontslaen
245[regelnummer]
Van onsen dieren eedt, die wij u laestmael swoeren,
Als wij den harden crijch niet wt en conden voeren.Ga naar voetnoot246
Omt breken onses eedts connen de Goon verstoort
Nau seynden swaerder straf als dees is rechtevoort.Ga naar voetnoot248
Grootmoedich Coning, denckt dat dit de droeve redenGa naar voetnoot249
250[regelnummer]
Van onze borgers sijn, dies u belief te tredenGa naar voetnoot250
In eenen wijsen raet, en mij vergunnen, dat
Ick loffelijck bevrij mijn wijt-vermaerde stadt;
Oft dat ick mannelijck besteden mach mijn leven,
Voort cloecke vollik daer ick boven ben verheven.
255[regelnummer]
Ist dat het mij geluckt, t'is nut voor u, en mijn,Ga naar voetnoot255
Geluckt het niet het sal alleen mijn schade sijn.
Minos
Indien dat ghij mij gaet voor soo rechtvaerdich houwen,
Gelijck u reden toont, Ghij moet mij niet vertrouwenGa naar voetnoot258
Grootmoedich Prince, dat jck willens houw te lijfGa naar voetnoot259
260[regelnummer]
D'onmenschelijcke vrucht van het oncuische wijf;Ga naar voetnoot260
Om daer door allejaers de vierthien jongelingenGa naar voetnoot261
Aen uwe borgers als gerechtlijck af te dringen,Ga naar voetnoot262
Want ick en heb daer aen (vermoedij dat?) geen deel,Ga naar voetnoot263
Maer die sijn altesaem voor d'onversaede keel.
265[regelnummer]
Neen t' is mijn wijse niet, en Godt wil mij behoedenGa naar voetnoot265
| |
[pagina 56]
| |
Te doen als sommich Prins die t' quaet dat hij gaet voeden,
Tot schijnbaer oorsaeck van een schatting voorewent,
En bruickt het overschot gansch tot een ander ent.Ga naar voetnoot268
Gelijck een bosen arts de wonden vande cranckenGa naar voetnoot269
270[regelnummer]
Lang open hout wt vrees datmen hem af sou danken;Ga naar voetnoot257-270Ga naar voetnoot270
Ter doot ick hate dees vervloeckte schelmerij,Ga naar voetnoot271
Des waren soo veel reen onnodich hier bij mij.Ga naar voetnoot272
Ick weet dat wt de doot vant dier om af te ijsenGa naar voetnoot273
Mij niet dan alle nut, en geene schae can rijsen.
275[regelnummer]
Maer, isser oorsaeck om beletten dese strijt,Ga naar voetnoot275
Dat is op dat ghij niet soo snood bederref lijt.Ga naar voetnoot276
Want, moedich jongeling, alhier moet ick u seggen,
Dat ghij u crachten wel te recht wilt overleggen,Ga naar voetnoot278
Tegen t vermogen groot van het geweldich beest,
280[regelnummer]
En in u aenslach hooch niet reuckeloos en weest.Ga naar voetnoot280
,,Veel die door moedicheit nae lof en naeme streefden,Ga naar voetnoot281
,,Onseker van haer macht, door stoutheit schielijck sneefden.Ga naar voetnoot282
Het sou mij deren dat soo cloecken jongeling
Tot al de Werelts schae, soo vroech de doot ontfing.
285[regelnummer]
Dewijl den harden strijt noch niet en is begonnen,
Suldij nae wil van sin altijts verandren connen,Ga naar voetnoot286
Maer nae des strijts begin is het daer toe te laet.Ga naar voetnoot287
Hierom dewijl ghij meucht, u rijpelijck beraedt.Ga naar voetnoot288
| |
[pagina 57]
| |
Theseus
Had ick rechtvaerdich Prins geen vasten raet genomen,Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
Ick waer dus verr niet door de trotse zee gecomen,Ga naar voetnoot290
Maer bet gebleven in mijn soete vaderlant,Ga naar voetnoot291
Dan, siende t' groot gevaer voor oogen, t mijner schandtGa naar voetnoot292
Te keren wederom. Hoe qualijck sou genoegenGa naar voetnoot293
Mijn arme borgerij? hoe sou mij stadich wroegen
295[regelnummer]
Mijn hooch en edel hart? voor slecht van aert, en bloodtGa naar voetnoot295
Sou men mij wijsen nae. Ay waert niet beter doot?Ga naar voetnoot289-296
Neen Minos, wilt hier in niet over mijn ontfermen,
Soo luttel acht ick niet de crachten van mijn armen,
Soo luttel acht ick niet mijn dapperheit van moet,Ga naar voetnoot299
300[regelnummer]
Die t' lichaem van sijn cracht deelachtich wesen doet.
Niet denken wilt dat ick van opset zal verandren.Ga naar voetnoot301
Ick en mijn selschap sijn gecomen met malcandren,
Wij sullen keren t saem naer huis door 't water straf,Ga naar voetnoot303
Oft soecken inden buick vant woede dier ons graf.Ga naar voetnoot304
Minos
305[regelnummer]
Cloeckmoedich vorsten soon ghij toont aen u besluiten,
Dat ghij van t' hooch geslacht der Goden comt te spruiten.Ga naar voetnoot306
Nu dan ghij sijt gemoet onsterffelijcke lofGa naar voetnoot307
Te soeken door de deucht, hier hebdij waerde stof,
Die ick u niet benij. Dus laet ons gaen te samen,
310[regelnummer]
Met goede spijs en dranck verquicken ons lichamen.
Daer nae wanneer t' u lust het dier tot strijden tart,Ga naar voetnoot311
Eergierich jongeling wast op met sulken hart.Ga naar voetnoot312
| |
[pagina 58]
| |
Tweede deelGa naar voetnoot*
Ariadne
Ay sterke fantasij! sal ick u niet verwinnen?
Met wat begoocheling verbijstert ghij mijn sinnen?
315[regelnummer]
Wat hangt mij dus aent ooch dat mij t verstant bemorst?Ga naar voetnoot315
Wat leyter dus en speelt onder mijn slinker borst,Ga naar voetnoot316
En treckt door al mijn leen? en dreycht mijn teder harssen?
Ach wat benautheit comt schielijck mijn hart beparssen?
Nu Ariadne cloeck, en bandt, met al u machtGa naar voetnoot319
320[regelnummer]
Dees revelingen wt u besige gedacht.Ga naar voetnoot320
Hebdij niet dick gehoort van outbedaerde wijven,Ga naar voetnoot321
Dat int beginsel sij daer licht sijn wt te drijven?Ga naar voetnoot322
Maer swaerlijck alsse staen gewortelt in den sin.Ga naar voetnoot323
,,En graeft geen put soo diep dat gh 'er moet blijven in.
325[regelnummer]
Maer hoe? tis veel te laet, mijn wil is al gedwongen,
U edel beeltenis o Theseus is gedrongen
Int diepste van mijn siel, en heerscht allene daer,
Sij is niet in mijn macht, maer ick ben in de haer.
Ay edel jongeling van schoonheit wtgelesen,
330[regelnummer]
Het opdoen goddelijck van u hoochdragend wesen,Ga naar voetnoot330
Hoochdragend niet om niet, u edel heus gemoet,
Dat in u oogen claer sich vrolijck open doet,Ga naar voetnoot332
En die wt groene borst comen soo rijpe reden,Ga naar voetnoot333
U toonend' opgevoet te sijn int puick der steden,
335[regelnummer]
U mannelijcke deucht, en liefde tot u lant,
Wast yder ogenblick in mijn beroert verstant.Ga naar voetnoot336
| |
[pagina 59]
| |
Wech soete sotternij, flux segg' ick wilt verreijsen,Ga naar voetnoot337
Eer dat mijn cranke brein sich t'eenemael vergeckt.Ga naar voetnoot338
Soo niet dan anxt, en vaer int sotte minnen steckt,Ga naar voetnoot339
340[regelnummer]
En sorge vol verdriet, waer van het hart mach eijsen,
O Min wt mijn verstant wilt dan te rugge deijsen,Ga naar voetnoot341
Ghij die mij het vernuft, met lose schijn, bevleckt.Ga naar voetnoot342
Flux soete sotternij, wech segg' ick, en vertreckt,
Met u beloften schoon van ijdele gepeijsen.Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Datmen der Minnen cracht in sijn gemoet gedoocht,
Wanneer een vaste gront sich aen u hoop vertoocht,Ga naar voetnoot346
Is eenichsins geraen, maer die cunt ghij niet vinnen.Ga naar voetnoot347
Te minnen sonder hoop is droom en beuseling:Ga naar voetnoot348
Dies soete sotternij vertreckt van hier gering,Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
Wech segg' ick, en vertreckt wt mijn verwerde sinnen.
Sacht Ariadne, sacht, ghij lastert hier ter steeGa naar voetnoot351
De grootvermogen Min, en door hem Theseus mee.Ga naar voetnoot352
Beveelt dus onvoordacht u Minne niet te coelen,Ga naar voetnoot353
T'en is geen ondeucht, treck tot ware deucht te voelen,
355[regelnummer]
T'en is geen dootsondt, datmen medelijden heeft,
Met een die om de deucht sich in perijkel geeft.
Dat doet ghij brave Prins, die, om u ondersatenGa naar voetnoot357
Van d'altesware last te vrijen, aen gaet vatenGa naar voetnoot358
| |
[pagina 60]
| |
Een sorchelijcke wech vol van verwerde paen,
360[regelnummer]
Omt vreesselijcke dier cloeckmoedich te verslaen.
Maer las! den doolhof die Dedalus constich wrachte,
Wiens wtcoomst nauwelijks hij selve vant, en achteGa naar voetnoot362
Ick niet met allen bij den doolhof, daer soo vertGa naar voetnoot363
Mijn reuckeloos verstant is schendich in verwert.Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
De felle crachten van het monster ongenadich,Ga naar voetnoot365
Sijn niet met allen bij der Minnen Godt grootdadich;Ga naar voetnoot366
Ick heb veel meerder reen om mij t'ontfermen, dan
Over mij selven, als over een ander man.
Maer hoe? ten sij dat ick gae naerstelijcken spooren,Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
Tot sijn behoudenis, ick selve gae verlooren.
Deert mij mijn eygen smert, tis nodich voor gewis
Dat ick met Theseus staet oock hebbe deerenis.
Mijn wel en qualijckvaert hangt ganschlijck van de sijnen,Ga naar voetnoot373
Het luck dat Theseus vijnt sal Ariadne vijnen.Ga naar voetnoot374
375[regelnummer]
Maer wat ist oft hij schoon het leven al behouw,Ga naar voetnoot375
Indien ick niettemin gestadich in mijn rouw,
En int verwerde net der minnen blijve steken,
Waervan t mij niet en voecht den eelman aentespreken.
Ach altewrede schaemt wat swaere slavernij,
380[regelnummer]
Legt ghij den vrouwen op! en sijn wij niet soo vrij
Gebooren als de mans? Jae; maer wij moeten duicken,
Onder het juck van dees, en ander wree gebruicken,
Waer door dat onse lust strengelijck wert gesnoert,
Die sij door lange tijt vast hebben ingevoert.Ga naar voetnoot384
385[regelnummer]
Ach Theseus soo ghij siet, wat lijden ick moet dragen,
Waerom en coomdij mij niet om mijn minne vragen?
Dan soo ghij t niet en siet, soo moet ick mijnen noot
| |
[pagina 61]
| |
U clagen bij geschrift, dewijl de schaemte root
Het spreken mij verbiet, dat mij de Min gaet hieten,Ga naar voetnoot389
390[regelnummer]
Immers de brief en sal sijn verwe niet verschieten.Ga naar voetnoot390
Ariadne, Corcyne
Ariadne
Corcyne.
Corcyne
Dochter.
Ariadne
Och.
Corcyne
Wat isser dat u deert?
Ariadne
Ick openbaer t haer niet, mijn sinnen sijn gekeert.Ga naar voetnoot392
Corcyne
Isser yet dat u smert wilt het mij mededeelen.Ga naar voetnoot393
Ariadne
Ach waerde voester!Ga naar voetnoot394
Corcyne
Suldij die u droefheit helen?
Ariadne
395[regelnummer]
Sal ick het doen of niet?
| |
[pagina 62]
| |
Corcyne
Segt vrijlijck wat u let,
En op u voester waert, een vast vertrouwen set,Ga naar voetnoot396
Dat sij tot u verdriet eenige raet sal crijgen.
Ariadne
Ach mijn inwendich vuyr ick can u niet verswijgen!
Mijn heimelijcke smert moet nodich sijn vertelt,
400[regelnummer]
Daer coom af wat het mach, de Min doet mij gewelt.Ga naar voetnoot400
Ach voester!
Corcyne
Wel hoe nu? vertreckt mijn uwe smerte.Ga naar voetnoot401
Ariadne
De Min.
Corcyne
De Min?
Ariadne
De Min van Theseus brant mij 't herte.Ga naar voetnoot402
Corcyne
De Minne brant u hart? hoe segdij dat? om wien?
Ariadne
Om Theseus.
Corcyne
Theseus? Och dats qualijck toegesien.
405[regelnummer]
Een wufte vreemdeling hebdij tot lief vercoren?
Ariadne
Maer die te boven gaet al Cretaes ingeboren.
| |
[pagina 63]
| |
Corcyne
Eer dat de Minne wast treckter u sinnen van.Ga naar voetnoot407
Ariadne
Te laet ist, ghij gebiet dat ick niet doen en can.
Corcyne
Ghij cunt indien ghij wilt dees raserije stillen.Ga naar voetnoot409
Ariadne
410[regelnummer]
Indien ghij wilt, dats waer, maer ick en can niet willen.Ga naar voetnoot407-410
Corcyne
Ghij moet, daer is geen hoop, want hij bemint u niet.
Ariadne
Geschieden can het geen dat noch niet is geschiet.
Corcyne
Hij weet niet van u smert, hoe soud' hij wederminnen?
Ariadne
Ick sal hem weten doen wat dat ick lij van binnen.
Corcyne
415[regelnummer]
Tgebruick laet dat niet toe, noch oock de schaemte stuir.Ga naar voetnoot415
Ariadne
Onbillijck ist gebruick, ick vollich de natuir,
Wij sijn soo vrij als sij.
Corcyne
Hij sal u niet verkiesen,
Maer weijgeren misschien.
| |
[pagina 64]
| |
Ariadne
Can icker bij verliesen?
Corcyne
Maer hij sal sterven, of vertrecken over see.
Ariadne
420[regelnummer]
Soo sterreft Ariadn' of soo vertrecktse mee.
Corcyne
Belooft hij u sijn Min, hij sal sijn woort niet houwen.
Ariadne
Och moochdij sijne deucht wel sullix toevertrouwen?Ga naar voetnoot422
Corcyne
Ach eenvoudige maecht! kendij de mans niet bet?Ga naar voetnoot423
Sij fluiten soet tot dat de vogel is int net;
425[regelnummer]
Lichtvaerdich en geveinst, twee punten om te vresen.
Ariadne
Dit seggen sij altsaem der vrouwen doen te wesen.Ga naar voetnoot426
Mijn leijtsman is de Min, hierom laet mij betien.Ga naar voetnoot427
Corcyne
Helas een ongeluck en canmen niet ontvlien,
Wanneer de Goon verstoort van voorsicht ons beroven.Ga naar voetnoot429
430[regelnummer]
Wat reden dat ick spreeck sij sijn voor eenen dooven.Ga naar voetnoot430
Nu dan, mijn dochter, soo dan allen goeden raet,
Om u voornemen om te stooten, comt te laet,
En condij niet de wech die veijlichst is betreden,
Soo sal ick alle moeyt', en naersticheit besteden
| |
[pagina 65]
| |
435[regelnummer]
In t'geen dat u belieft, sorchvuldich, om daer deur,Ga naar voetnoot435
Indien het moglijck is, u quaet te comen voor.Ga naar voetnoot436
Gebruickt mijn in u dienst, jck stae tot u geboden.
Ariadne
Laet ons gaen bidden dan de goedertieren Goden
Om een geluckich eint, daer nae sal ick een brief
440[regelnummer]
Schrijven, op dat ghij die gaet dragen aen mijn Lief,
Eer hij nae t' doolhof gae tegen het monster crachtich.
Corcyne
Ick vrees', helas! Godt maeck mijn vrese logenachtich.Ga naar voetnoot391-442Ga naar voetnoot442
Choor
Staech soeckt het welich hof sijn blinde lust te boeten,Ga naar voetnoot443
Die sij dan goet, of quaet, gansch sonder onderscheijt,
445[regelnummer]
Des sietment in sijn lust meer tegenheits ontmoeten,Ga naar voetnoot445
Als een gemenen man in sijnen arrebeijt.
Der Princen kindren teer worden, tot allen tijen,Ga naar voetnoot447
In lusten opgevoet, die worden daglijx broot:
Daeromme soecken sij tot ongewoon verblijen,
450[regelnummer]
Dickwils een nieuwe lust, die brengt haer inden noot.
,,Die stadich alledaech geniet sijn lust nae winssen,Ga naar voetnoot451
,,Verliest int eint haer smaeck, want de gewoont maeckt eelt.
,,Dies, die de kinders jong van de gevreesde Princen,Ga naar voetnoot453
,,Opvoedt in alle lust haer alle lust ontsteelt.
| |
[pagina 66]
| |
455[regelnummer]
,,Die tot de lust gewenst is van sijn jonge dagen,
,,En weet noch goedt noch quaet, is teder van gemoet,
,,En als de smerte comt, kan hijse niet verdragen,
,,Maer raeckt ter eerster stoot bedruckt onder de voet.Ga naar voetnoot458
Het dertel hof en is dan inder daet soo welich
460[regelnummer]
Noch wenschelijcken niet, gelijckt van buiten schijnt,
Indien men vol van twist, van haet en nijt crackelich,
Sijn schadelijcke vreucht, en valsch behagen vijnt.Ga naar voetnoot462
Der Princen kindren sijn soo welich niet van leven,
Gelijck als menich man haer oordeelt onvoordacht,Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Soo s' haer om vreemde lust dick in perijkel geven,Ga naar voetnoot465
En soo gemeene lust van haer niet wort geacht.Ga naar voetnoot466
In Ariadne sien wij veel veranderingen,
Van verwe, van manier, van wesen, en van sin,
En t' arrichdenckent hof mompelt geen ander dingen,
470[regelnummer]
Als dat sij heeft geleijt op Theseus hare min.Ga naar voetnoot443-470
D'aloversiende Son heeft, in voorleden jaren,Ga naar voetnoot471
De sachte Venus en de stoute Mars beclaptGa naar voetnoot472
Aen haren man Vulcaan, dewijl sij tsamen waren,Ga naar voetnoot473
In lustig overspel, daer hij haer heeft betrapt.
| |
[pagina 67]
| |
475[regelnummer]
De lachende Godin, al isse blij van oogen,
Het speet haer lange tijt, sij noemdent een verraet,
En swoer bij d'helsche stroom, dat sijt hem wt sou drogen,Ga naar voetnoot477
Was anders hare macht niet cleender als haer haet.Ga naar voetnoot478
De Cuisheit statich gingt haer desgelijx aentrecken,
480[regelnummer]
En liet haer dunken t' was haer mee geschiet te spijt,Ga naar voetnoot480
Want een oncuissche daet int openbaer t'ontdecken,
In aller veugen oock tegen de Cuisheit strijt.Ga naar voetnoot482
Voorwaer een cuis gemoet sal nemmermeer verhalenGa naar voetnoot483
Waer in een ander heeft oncuisschelijck gedaen,
485[regelnummer]
Maer den oncuissen soeckt oock dick door logentalen,
Een ander maken vuijl, sijn vuilheit voortestaen.Ga naar voetnoot486
Dese godinnen beij gingen te samen spannen,
Om dit te wreken op de clare Sons geslacht,Ga naar voetnoot488
Sij deên Pasiphae verachten alle mannen,
490[regelnummer]
En minnen eenen stier, onmenschelijck bedacht.Ga naar voetnoot490
Ontdeckers van de Min, beschaemsters van de Cuisheit,
Siet dit exempel aen, betoomt u wufte tong,Ga naar voetnoot492
En neemt eens naerstich acht, watter tot uwent thuis leijt,Ga naar voetnoot493
Soo mocht het, dat de grofst van u, de fijnste song.Ga naar voetnoot494
495[regelnummer]
O ghij Godinnen hooch wij bidden wilt genoegenGa naar voetnoot495
Aen de genomen wraeck, vol deerlijck ongerief,Ga naar voetnoot496
| |
[pagina 68]
| |
En wilt het eedel huis geen meerder straf toevoegen,
Door Ariadnes min, op haer wtheemsche Lief.
Theseus
Godinne die tot Crijch, en Wijsheit doet gemenen ,,Vlijt,Ga naar voetnoot499
500[regelnummer]
Pallas die t sterke schilt vant wijs-beroemd' Athenen ,,sijt,
Indien dat u te voet mijn borgers allegaer ,,vielen,
Wanneer dat ick vertrock nae desen genen clenen ,,strijt,Ga naar voetnoot502
En ick ootmoedelijck quam voor u hooch outaer ,,knielen,
Indien mijn borgers oyt, u mogentheit voor waer ,,hielen,Ga naar voetnoot504
505[regelnummer]
Soo tot beschutster u Athenen te verheven ,,plach,Ga naar voetnoot505
Jont dat het woede dier vant welkmen seven paer ,,sielen,Ga naar voetnoot506
Dickwils in corte tijt aen Proserpina geven ,,sachGa naar voetnoot507
Door dees mijn rechter hant, comen omt bose leven ,,mach;
Soo sal u rijckelijck ons danckbaer borgerij ,,eeren,Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
Den welcken noijt soo veel aen ander saeck bedreven ,,lach;Ga naar voetnoot510
Wilt u genadich ooch hierom Godin op mij ,,keren.
Waer sijdij rechterhant? u crachtelijck moet ghij ,,weren!
Nu gramschap ongetemt alhier den tijt voor handen ,,sietGa naar voetnoot513
Datmen can cloecke deucht van uwe raserij ,,leren,
515[regelnummer]
Hier laet de reden toe dat ghij wt uwe banden ,,vliet,Ga naar voetnoot515
Aent vreeselijcke dier uwe verbolgen tanden ,,biet,
En gaet het grimmich met u crachten wtgelaten ,,an.Ga naar voetnoot517
En ghij mijn moedich hart dat Theseus noijt in schanden ,,liet,
Door wien ick strijden veel, gevaerlijk boven maten ,,wan,Ga naar voetnoot519
| |
[pagina 69]
| |
520[regelnummer]
Geen daet soo seer als dees mijn borgerije baten ,,can.Ga naar voetnoot499-520
Corcyne, Theseus
Corcyne
Hola grootmoedich Prins, hola, om niet onwaerdichGa naar voetnoot521
Te sneven, avontuirt u selven niet lichtvaerdich,Ga naar voetnoot522
Ick sie u cloeck gemoet, ghij gruwt niet voor de doot,
Want anders hieldij u wel willich wt den noot.
525[regelnummer]
Ghij sijt van Goddlijck saet, t'is aen u moet te mercken,
Maer moet is niet genoech, om grote daên te werken,
T'en sij dat goeden raet haer oock geselschap houdt.Ga naar voetnoot527
Neemt mij ten besten af, dat haer een vrouw verstout,
Om u grootachtbaerheit in sijn opset te raden.Ga naar voetnoot529
Theseus
530[regelnummer]
Wie sijdij moeder? oft hoe coomdij dus beladenGa naar voetnoot530
Met sorge van mijn doot? Wie seindt u mijn ontrent?Ga naar voetnoot531
Corcyne
Ick ben de voester van de gene die mij sendt,
Dats Ariadne, die u bidden doet te letten
Voordachtich op t'gevaer daer ghij u in gaet setten.Ga naar voetnoot534
535[regelnummer]
De saeck wel overlegt, bedenckt eens wat ghij doet.
Soo ghij den strijt al wint, daer ghij toe sijt gemoet,Ga naar voetnoot536
Ick neme dat u Mars, noch Pallas laet verlegen;Ga naar voetnoot537
Hoe raeckt ghij weer te rug wt de verwerde wegen,
Daer Daedalus bijnae bleef sellef in verdwaelt?
Theseus
540[regelnummer]
Voorwaer ghij hebt gelijck int geen dat ghij verhaelt.
Mijn ijver tot den strijt liet mij soo seer niet denken,
| |
[pagina 70]
| |
Op mijn behoudenis, als op het dier te krenken.Ga naar voetnoot542
Wat middel om daer nae te keren tot de poort?
Corcyne
Daeromme seijnt u Ariadne dese coort,Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
Om inden inganck van het doolhof vast te binden,
En die te volgen, om den wech te rug te vinden.Ga naar voetnoot546
Ontfangt de nutte gaef van d'hoochgeboren maecht.
Theseus
U eedel schoon Princes voor mij meer sorge draecht,
Dan ick oijt heb verdient, dan ick oijt can verdienen.
550[regelnummer]
Ick can haer nemmermeer vergeldinge verlienen,
Die groot genoech sal sijn voor d'eer die mij geschiet.
Corcyne
Sij wenscht u welvaert, en ander vergelding niet,
En bidt u desen brief voor uwen strijt te lesen.
Adieu, vaert wel.
Theseus
Vaert wel. Een brief? wat mach dit wesen?
555[regelnummer]
Ick ben verwondert, en mij dunckt een selsaem ding,Ga naar voetnoot555
Sulken gemeensaemheit tegen een vreemdeling.
Bij wijlen is een vrouw seltsaem int overleggen.
Sij doet mij grote jonst, wat mach haer schrijven seggen?Ga naar voetnoot558
Opschrift
Soo veel voorspoedicheits, o Theseus hooch vernaemtGa naar voetnoot559
| |
[pagina 71]
| |
560[regelnummer]
U Ariadne wenscht dat u mach wedervaren,
Als u verheven moet aenslagen hooch omvaemt,Ga naar voetnoot561
En alsser stemmen veel u waerde lof verclaren.Ga naar voetnoot562
Brieff
Grootmoedich jongeling, waert sake, dat ghij droechtGa naar voetnoot563
Voor mij soo grote sorch, als ick schep ongenoechtGa naar voetnoot564
565[regelnummer]
Wt u perijkel swaer, en met u ben te lijen,Ga naar voetnoot565
In waerheit, ghij sout mij meer soecken te bevrijen
Wt de verwerde paen des doolhofs, daer mijn hart
En sinnen onvoordacht, soo wijt in sijn verwert,Ga naar voetnoot568
En wt het hardt gewelt vant monster ongenadich,Ga naar voetnoot569
570[regelnummer]
Dat mijn verheert verstant in boeijens hout gestadich,Ga naar voetnoot570
Meer, als ghij onvertsaecht u leven soeken soutGa naar voetnoot571
Te wagen inden hof van Daedalus gebouwt,
Tegen het monster wreet dat van u ondersaten,
Den ganschen afcoomst van ons eedel huis doet haten.
575[regelnummer]
Maer, las! den wreden loop der sterren liet niet toe,
Dat Theseus soude doen het geen dat ick nu doe,
Het geen dat ick nu doe door dwang van vreemde crachten.
Hoewel t mij tegen is, soo can ick niet verachtenGa naar voetnoot578
U liefde tot u lant, en deucht die ghij betoont,
580[regelnummer]
Door dien dat ghij u lijf noch leven niet verschoont
Voor uwe borgerij, want in mijn Minne druckich,
Wiens oorsaeck dat dit is houd' ick mij noch geluckich,Ga naar voetnoot582
| |
[pagina 72]
| |
Om de waerdije van de geene die ick min.
Ach wat heeft oock mijn Liefd' al tegenspoedichs in!Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
De oorsaeck die mij doet mijn waerdich lief verkiesen
Is d'oorsaeck die mij doet mijn waerdich lief verliesen.
T'en waer u eele deucht, gh'en gaeft u in gevaer;Ga naar voetnoot587
Ick minden u oock niet indien dat n iet en waer.
Nu dan grootmoedich Prins, ghij sijt niet af te keren,Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
Vant heerelijck besluit, jck sal de Goden eerenGa naar voetnoot590
Met costel offerhant, en storten mijn gebeên,Ga naar voetnoot591
Op dat den groten Godt u d'overhant verleen,Ga naar voetnoot592
Gelijck u deucht verdient, van t woede dier verbolgen.Ga naar voetnoot593
Soo t mij geweigert wort, jck sal u haestich volgen
595[regelnummer]
Nae Plutoos duister rijck dat inden afgront leijt,
En brengen u de maer, hoe dat ghij wort beschreijt.
Dan soo 't Juppijn belieft u d'overhant te jonnen,
Soo wil hij Ariadn' het leven oock vergonnen,Ga naar voetnoot598
Die u vervolgen sal waer ghij sult hene gaen,Ga naar voetnoot599
600[regelnummer]
En soecken anders niet als u ten dienst te staen.Ga naar voetnoot600
Finis
Theseus
Hoe Theseus? ist een droom? jck soud' het garen weten.
Misschien de beeltenis van de Princes van Creten,
Die ghij op t costelijck bancket te nau besacht,
Nam een verholen plaets te vast in u gedacht,
605[regelnummer]
En nu u moede leen de trage slaep gedogen,Ga naar voetnoot605
Comt sij u in den droom dus onverwacht voor ooghen;
En t' schijnt dat u de schoon en hoochgeboren vrouw
| |
[pagina 73]
| |
Versoeckt van minnen, dat u beter passen sou.Ga naar voetnoot608
Maer wat? is dit een droom? en hebb' ick niet in handen,Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
En voel, en sie 't pappier? dat haer betuicht te brandenGa naar voetnoot610
In Theseus hete min. En lees' ick niet het schrift?
Verstaen ick niet den sin? En houd' ick niet de gift,
Die sij sorchvuldich sandt, met wijsselijcke rede,Ga naar voetnoot613
Aen eenen die haer noijt de minste dienst en dede?
615[regelnummer]
Gelijck bemint gelijck. Een edel heus gemoet
Heeft derenis met sijns gelijcken tegenspoet.
Grootmoedige Princes van wtgenomen sinnen,Ga naar voetnoot617
Beminster van de Deucht, cieraet der Coninginnen,
Tot dat de bleeke doot mijn cloeke borst sal slaen,
620[regelnummer]
Sal uwe weldaet hooch daer in geschreven staen.
Nu Theseus, het is tijt, en ghij sijt, lang al, vaerdich,
Betoont dat ghij de gift van d'eedel vrouw sijt waerdich.
Siet hier den ingang van het doolhof; nu vaert wel
Mijn ondersaten al, en ijder meegesel,
625[regelnummer]
Die met mijn herwaerts quaemt. Indien ick wederkere,Ga naar voetnoot625
Ter werelt, en genoot noijt yemant groter eere.Ga naar voetnoot626
Indien ick sterref vroom, de Doot en sal mijn LofGa naar voetnoot627
Met mij niet wisschen wt, maer in het vrolijck hof,
Bij d'ander sielen vroom sal die mij vreuchde geven.
630[regelnummer]
Een schoonen sterrefdach vereert het gansche leven.Ga naar voetnoot630
| |
[pagina 74]
| |
Derde deelGa naar voetnoot*
Theseus
Lof sij de groote Goon, tot mijwaerts welgeneicht.Ga naar voetnoot631
Gelijck een hoge roots, die door de wolken steijcht,
En past op donder, noch op blixems wreet verslinden,Ga naar voetnoot633
Maer met sijn trotse cruin den hogen hemel dreijcht,
635[regelnummer]
Blijft onbeweecht in spijt van de Noordooste winden,
Van hagel, en van sneeu die d'oopen lucht verblinden,Ga naar voetnoot636
En die sich d'ongenaed' des weders niet en creunt,Ga naar voetnoot637
Als ondergraven wort van veel gelijckgesinden,
Sijn wortel ofte voet, daer t heele lijf op steunt,
640[regelnummer]
Valt schielijck: van den val rontsom het Aertrijck dreunt,
Verschrikt de harders wuft, en de bewoonde steden,Ga naar voetnoot641
Soo dat het wilt gediert, dat in sijn holen weunt,
Verbaest te samen treckt sijn t'sidderige leden:Ga naar voetnoot643
Al eveneens soo ginck het op den dach van heden,
645[regelnummer]
Met het verwoede dier vermetelijck ontstelt,Ga naar voetnoot645
Wanneer ick onvertsaecht dat quam te moet getreden.Ga naar voetnoot632-646Ga naar voetnoot646
Het scheen onwinnelijck te wesen voor een helt,
Soo groot, soo dapper, en soo crachtich van gewelt,Ga naar voetnoot648
Soo overmoedich stont het op sijn fluxe beenen.Ga naar voetnoot649
650[regelnummer]
Door d'onvermoeyde deucht heb ick het neergevelt,Ga naar voetnoot650
| |
[pagina 75]
| |
Int vruchtelose sant verlosser van Athenen.Ga naar voetnoot651
En als het storten neer soo heeft het mij geschenen,Ga naar voetnoot652
Dat vanden swaren slach de werelt werd' verdooft.Ga naar voetnoot653
Nochtans soo trad ick toe, en heb het voort met eenenGa naar voetnoot654
655[regelnummer]
Vervolgende mijn winst, cloeckmoedelijck berooft,Ga naar voetnoot655
Van sijn vervloeckte siel, en bloetbegerich hooft.
T' was doot, nochtans daer bij dorst ick mij nau vertrouwen,Ga naar voetnoot657
En heb het werrick van mijn handen nau gelooft,
Soo ijsselijcken lacht, vol wreetheit om aenschouwen.Ga naar voetnoot659
660[regelnummer]
Maer sacht wat, Theseus, sacht, wat comen hier voor vrouwen?Ga naar voetnoot631-660
Ariadne, Theseus
Ariadne
Met heussche groet,Ga naar voetnoot661
Met spelen en met singen
Gaet te gemoet,
Maechden en jongelingen,
665[regelnummer]
Aen hem die doet
Sijn vaderlant ontspringenGa naar voetnoot666
Wt tegenspoet.
Eeuwelijck past
Het desen dach te vieren,
670[regelnummer]
Hij heeft verrast
Het wreetste van de dieren,
Hieromme vastGa naar voetnoot672
Met veelheit van Laurieren,
Sijn hóóft belast.
| |
[pagina 76]
| |
675[regelnummer]
Eeuwich gemelt
Werd' uwen naem door desen,Ga naar voetnoot676
Ter werelt, seltGa naar voetnoot677
Gh'u minnen doen en vresen,
En onvertelt
680[regelnummer]
Nieuwers u lof sal wesenGa naar voetnoot680
Grootmoedich helt.
Geen aertsche macht
Verwan het monster woedich,
Maer d'eedel cracht
685[regelnummer]
Van Theseus harte moedich,
Die vant geslacht
Der groote Goden goedich,Ga naar voetnoot687
Is voortgebracht.Ga naar voetnoot688
Dees Prince schrankGa naar voetnoot689
690[regelnummer]
U t'einde van u wenen,
Wanneer hij dwanckGa naar voetnoot691
Den mensche met vier beenen,Ga naar voetnoot692
Met blij geclanck
O borgers van Athenen,
695[regelnummer]
Tijdt opter ganck.Ga naar voetnoot695
Segt Theseus danck.
Minos, grootmoedich Prins, en d'heren altemale
Verwachten u te saem in sijn vercierde sale,
Om daer de Goden groot, als die u deên bijstant,Ga naar voetnoot699
700[regelnummer]
Te danken met gebeên, en costel offerhant,
En u t'onthalen nae verdienst van daden brave.
| |
[pagina 77]
| |
Theseus
Voorsichtige Princes, ten waer u heussche gaveGa naar voetnoot702
Mij immers alsoo veel behouden hadd' als zij,Ga naar voetnoot703
Ick acht s'en cregen nu dees eere niet van mij.Ga naar voetnoot704
705[regelnummer]
Dewijl 't u soo belieft, gaen wij den Coning vinnen.Ga naar voetnoot705
Ariadne
Indien het u belieft, dit is den wech nae binnen.
Choor
Die t' wankel Aventuir verheft,Ga naar voetnoot707
Dat ongelijcke gaven geft,Ga naar voetnoot708
Mach vroolijck sijn geluck gebruicken;Ga naar voetnoot709
710[regelnummer]
Maer niet hovaerdich trots van roem,
Want s'werelts luck, dat is een bloemGa naar voetnoot711
Schoon opgedaen van swacker struicken.Ga naar voetnoot712
Het gene dat den mensch vermach,
Opt midden van de schoone dach,Ga naar voetnoot714
715[regelnummer]
En weet hij of hij sal vermogen,Ga naar voetnoot715
Wanneer het duister avont wert,
Alsoo met dicke wolcken swert,Ga naar voetnoot717
T'besluit des hemels is betogen.Ga naar voetnoot718
| |
[pagina 78]
| |
Den mensche leeft in duisterheit,Ga naar voetnoot719
720[regelnummer]
En sonder oprecht onderscheijt,Ga naar voetnoot720
Van ware schad' en ware bate,
En dat hem scheen het hoochste luck,
Is dickwils oorsaeck van sijn druck,
En onderganck van al sijn state.
725[regelnummer]
Als t'geen daer hij te voet om viel,
En dat hij t'hoochste voordeel hiel,Ga naar voetnoot726
Hem bleeck opt hoochst te lopen tegen,
Beroudent dickwils menich man,Ga naar voetnoot728
Dat hij sijn schaed' ontsmeeckte, vanGa naar voetnoot729
730[regelnummer]
De Goden licht om te bewegen.Ga naar voetnoot719-730Ga naar voetnoot730
Tot noch heeft Theseus deurgebracht,
Sijn lofflijck leven hoochgeacht,
En doet nu nieuwen lof gewagen,Ga naar voetnoot733
Door dien het sterke monster wreet
735[regelnummer]
Athenens hart-verterend' leet,
Leijt door sijn rechterhant verslagen.
Sijn hoge lof gansch Creta crijt,Ga naar voetnoot737
En van de clanck den hemel splijt,Ga naar voetnoot738
Tot in Juppijns besonde salen,Ga naar voetnoot739
740[regelnummer]
Wanneer het wijs' Athenen hoort,
De tijding van de brave moort,Ga naar voetnoot741
Het sal sijn Prins als Godt onthalen.Ga naar voetnoot742
| |
[pagina 79]
| |
Hij danckt hier van de Goden, maer
Wie weet of het niet beter waer,
745[regelnummer]
Dat hij daer loflijck waer gebleven,Ga naar voetnoot745
Alsoo ter werelt menich Prins,
Die loflijck leefden nae sijn wins,
Sijn lof verloor door lang te leven.Ga naar voetnoot740-748
De schand' is doot van t'eedel huys,
750[regelnummer]
De soone van den stier oncuis,
En van de dulle vrouw becoorich.Ga naar voetnoot751
Een wtgelaten vrolijckheit
Sich door het open hof verspreit,
En maeckt de gansche stadt baloorich.Ga naar voetnoot754
755[regelnummer]
De schoone Coninx dochter blij
Vint haer aen Theseus waerde zij,Ga naar voetnoot756
Die haer sijn wedermin gaet togen;Ga naar voetnoot757
Waer door s' haer selven soo vergeet,
Dat sij haer niet te veijnsen weet,Ga naar voetnoot759
760[regelnummer]
Maer hangt gestadich aen sijn ooghen.Ga naar voetnoot760
Ghij waent u vlamme werdt geblust,
En beeldt u in, de meeste lustGa naar voetnoot762
Princes, die Godt u can verlenen:
O blint vertrouwen desen dach
765[regelnummer]
Wel wesen het beginsel mach,Ga naar voetnoot765
Van u en al t geslachts verclenen.Ga naar voetnoot766
| |
[pagina 80]
| |
Theseus, Ariadne
Theseus
D'ondrachelijckste smert die jck gedooch, mijn vrouwe,Ga naar voetnoot767
Is mij te merken dat ghij twijffelt aen mijn trouwe.
Princes, eer sal ick wt dit eilant wijtvermaert
770[regelnummer]
Nae t' wijs Athenen toe mijn reijse doen te paert;
Het menschelijck geslacht sal d'Aerde laten varen,
En bouwen steden grof tot woonplaets op de baren;Ga naar voetnoot772
De beeck sal climmen op tegen t' geberrecht aen,Ga naar voetnoot773
De vlam sal nerewaerts in plaets van opwaerts gaen;
775[regelnummer]
De Sonne sal hem in sijn susters wagen setten,Ga naar voetnoot775
Des Uchtens wangen sal de bleeke Maen blancketten;
Dats meer mijn hete Min sal lesschen sijnen dorst,Ga naar voetnoot777
Eer Ariadnes naem sal gaen wt Theseus borst.
Dies maeckt, Princes, een eijnt van u wemoedich duchten.
Ariadne
780[regelnummer]
Ayme! grootmoedich Prins, sal ick met u gaen vluchten,
Verlaten goedt, en bloedt, en mijn heer Vaders hof,
Mijn twijffelige sorch neemt mij ten besten of.Ga naar voetnoot782
De grootheit van t' geluck doet mijn in vrese leven.
Afsnijend' ander hoop, sal jck mij moeten geven
785[regelnummer]
Alleen in u genaed' indien het dan geviel,Ga naar voetnoot785
Dat uwer Edelheit van mij niet meer en hiel,Ga naar voetnoot786
Als menich ander die verachten sijn vriendinne,
| |
[pagina 81]
| |
Nae t'jonstelijck genot van sijn vercoelde Minne,
Wat wtcoomst stont mij op? Wat toevlucht doch? Wat raet?Ga naar voetnoot789
790[regelnummer]
Waer keerd' ick heen?
Theseus
Godin; Indien jck u verlaet,
Soo wensch' jck, dat de Goon tot genen tijt gedogen,
Dat mijnen Vader grijs aenschouwe met sijn oogen,
Sijn onverwonnen soon, noch door mijn wederkeer,
Deelachtig werd' de lust van mijn vercregen Eer,
795[regelnummer]
Maer dat mijn borgers in de plaetse van verheugen,
Van vieren, en van blijd onthael, aenrechten meugenGa naar voetnoot796
De leyde stacy van een overdroevich lijck,Ga naar voetnoot797
En met verdrietich wee ontcieren t' gansche rijck.
Ick sal, Princesse waert, stelt u gemoet te vreden,
800[regelnummer]
U eeren, u ontsien, u dienen t' aller steden,Ga naar voetnoot800
Indien dat jck met u, uws vaders hant ontvlie.Ga naar voetnoot801
Ariadne
Ach Minne! nu dan, t' geen dat u belieft geschie.Ga naar voetnoot802
Theseus
Nu moet! Alcander gaet flux heimelijck bestellen,Ga naar voetnoot803
Dat schippers, stierlien, met de radde bootsgesellen,Ga naar voetnoot804
805[regelnummer]
Passen gereet te sijn tegen de middernacht,Ga naar voetnoot805
Wanneer de Werelt van de diepste slaep becrachtGa naar voetnoot806
Geen ommesien en heeft wat ander liên bedrijven,Ga naar voetnoot807
Want jck besloten ben niet langer hier te blijven.
| |
[pagina 82]
| |
Vierde deel
Aegle
Ick schouw de werelt aen,Ga naar voetnoot809
810[regelnummer]
En nae gewoonte gaen
Sie jck vast alle dingen,Ga naar voetnoot811
Sij sijn dan groot of cleen;
Maer jck helas! alleen
Blijf vol veranderingen.
815[regelnummer]
De dach die voert de nacht,Ga naar voetnoot815
Het wintge wispelt sacht,
Over de groene dallen,
Het wout de bergen ciert,
Maer jck ben heel verkiert,Ga naar voetnoot819
820[regelnummer]
En blijf verkiert in allen.Ga naar voetnoot820
De Son, nae d'oude sleur,
De doode cruiden, deur
Sijn hitte, doet verrijsen,
Die doen haer open blij;
825[regelnummer]
Maer wie can doch in mij
Levendich leven wijsen?
Het teder swacke gras,Ga naar voetnoot827
En t vrolijcke gewas
| |
[pagina 83]
| |
Bedijt bij dauw en regen,Ga naar voetnoot829
830[regelnummer]
Diet dorstich aertrijck voedt;
Maer wat dat mijn ontmoet,Ga naar voetnoot831
T'is nemmermeer te degen.Ga naar voetnoot832
Het wilt gedierte springt,
T' gevogelt dertel singt,
835[regelnummer]
De wufte Nimphen voegenGa naar voetnoot835
Bebloemt haer aen den dans;Ga naar voetnoot836
Maer cruit noch rosecrans
En can mijn lust vernoegen.
Een ander heb de loopGa naar voetnoot839
840[regelnummer]
Van Satyrs over hoopGa naar voetnoot840
Vervolcht aen alle sijen,
Dat luttel Nymphen cruist;Ga naar voetnoot842
Maer jck ben niet verkuistGa naar voetnoot843
Met haer brooddronken vrijen.
845[regelnummer]
Het geile vee nae lust
Sijn honger plechtich blust;Ga naar voetnoot846
Van steijle rootsen vlieten
De beken seewaert in;Ga naar voetnoot848
Maer jck draech leijde Min,Ga naar voetnoot849
850[regelnummer]
En canse niet genieten.
Wanneer de gulden Son aen d'ander werelt licht,Ga naar voetnoot851
En d' Aerd' haer schaduw set tusschen sijn aengesicht,
En tusschen t' aengesicht des Maens; men siet bevlecken
| |
[pagina 84]
| |
Haer aengename licht, en clare glans betrecken
855[regelnummer]
Met naere duisternis, die comend' onverwachtGa naar voetnoot855
Verbaest met nieuwe schrick t' onwetend' Aertsch geslacht.Ga naar voetnoot856
Behoeftich moet jck oock op sulken wijse quijnen,
Soo lang als ick ontbeer de clare Sonneschijnen,
O Theseus, van u ooch, soo lang als jck ontbeer,
860[regelnummer]
U vriendelijcke jonst mijns levens vreuchde teer,
Soo lang als jck ontbeer u tegenwoordich wesen,Ga naar voetnoot861
Soo leev' ick in een zee van hopen en van vresen.
Maer, las! ghij denckt niet eens grootmoedich edel helt,
Dat ick t' sint u vertreck heb d'wren droef getelt,
865[regelnummer]
Welck' int verlopen traech mij schenen stil te toeven
En wt mijn bittre smert een soete smaeck te proeven.
Maer mijns gedachtenis, helas! is oock soo verdtGa naar voetnoot867
Als t lichaem van u is gevloden wt u hart.
Mijn ongelijck ist u, dat ghij u waerde MinneGa naar voetnoot869
870[regelnummer]
Op sterffelijcke vrouw verplant van een Godinne,
Godin die soo veel leets om uwent wil geschiet,
Dat het onsterffelijck te wesen haer verdriet.
Ghij doet u selfs te cort; daerom, in plaets van wrakeGa naar voetnoot873
Te nemen over u, jck medelijden smake.
875[regelnummer]
Een sterffelijcke vrouw onthout mij mijn geneucht,
Maer sij en sal niet lang genieten dese vreucht,
Indien jck Aegle ben, Aegle, die door de crachtenGa naar voetnoot877
| |
[pagina 85]
| |
Van woorden, en van cruit, dick op verscheiden nachten,Ga naar voetnoot878
Int midden van haer loop heb schielijck stil doen staen,
880[regelnummer]
De paerden allebeij van de besworen Maen.Ga naar voetnoot880
Indien jck door de cracht en const van toverijen,
Het lopend'jaer heb doen vergissen sijn getijen,
En t' Aertrijck ongesien begraven in de sneeu,Ga naar voetnoot883
Als de naebije Son versocht den heten leeuw;Ga naar voetnoot884
885[regelnummer]
En als hij nae den ram ging sijnen wagen stieren,Ga naar voetnoot885
De bomen met haer ooft, met cooren t velt vercieren;Ga naar voetnoot886
Indien ick sonder wint met ijsselijck gerucht,Ga naar voetnoot887
De trotse golven heb doen rijsen in de lucht,Ga naar voetnoot888
En heb de selve weer verboden haer te roeren,Ga naar voetnoot889
890[regelnummer]
Wanneer den Noordenwint met haer quam oorloch voeren;Ga naar voetnoot890
Indien ick heb de loop des snellen beecks belet,
En t' water wt de zee doen climmen op sijn bedt;Ga naar voetnoot892
En t' water des fonteins in stee van wech te loopen,Ga naar voetnoot893
Doen blijvend' op sijn plaets hooch op malcander hoopen;
895[regelnummer]
En jck tot lust van mijn gespelen, s'avonts laet
Heb het ontwortelt wout doen dansen op de maet;
En alles wtgerecht, wat datter schijnt te wesen
Tegen de vaste wet van de natuir; jn desen,
Sal ick door mijne cunst oock houden d' overhant.
900[regelnummer]
De tijt sal comen dat de Minne, die nu brant
Het harte van mijn lief, niet meer sijn hart sal crenken,
Als nu mijn Minne doet, daer hij niet op mach denken.Ga naar voetnoot902
| |
[pagina 86]
| |
Ghij die de roeste, maer de straffe scepter draechtGa naar voetnoot903
Van t duister naere rijck met schrick en anxt geplaecht,Ga naar voetnoot904
905[regelnummer]
Drievuldig' Hecate betoont mijn uwe jonste;Ga naar voetnoot905
Indien jck oijt naer eisch van de vervloeckte conste,
Met warrem menschen bloet gelijck mij was geleert,
En mager beesten swert u outars heb vereert;
Heb jck u oijt met roock van doode menschen leden,
910[regelnummer]
En met het storten van afgrijslike gebeden,
Met grouwelijcke dienst nae de manier versaet,Ga naar voetnoot911
Soo comt mij nu ter tijt in mijn opstel te baet.Ga naar voetnoot912
En ghij o Coninck wreet die de bedruckte sielenGa naar voetnoot913
Een ijder nae verdienst met straffe doet bedielen,Ga naar voetnoot914
915[regelnummer]
En over t lichte volck strenge geboden geeft,
Onder wiens tyrannij den woesten afgront beeft,
Wiens donderige stem de raserijen vresen,Ga naar voetnoot917
En t' nevelachtich hof, wilt mij te wille wesen.Ga naar voetnoot918
Tysiphone' en Megera' en steurt u daerom niet,Ga naar voetnoot919
920[regelnummer]
Datmen u suster hier in s'werelts licht ontbiet,
Haer selschap suldij maer een corte tijt ontberen,
Tot sij mijn heeft gedient dan salse wederkeren.
Toont altesaem u jonst dat ick mach varen voort,
Siet hier al t'geen gereet wat tot de saeck behoort.
925[regelnummer]
Hecate dits u crans gevlecht van negen slangen.Ga naar voetnoot925
| |
[pagina 87]
| |
Dits eeners lever die sich sellef had verhangen.Ga naar voetnoot926
Van een driejarich draeck is dit geronnen bloet.
En dits een nachtwls gal die dickwils wonder doet.
En van een swerte kat sijn allebeij des' oogen,
930[regelnummer]
Die jck haer levendich heb wt het hooft getogen.
Een hongerigen hont heeft aen dit been geknaecht,Ga naar voetnoot931
En op sijn meeste lust heb ick het hem ontjaecht.Ga naar voetnoot932
Dit is de pluim van Stryx een eysselijcke veugel,Ga naar voetnoot933
Diese gestroijt heeft wt haer naere slinker vleugel.Ga naar voetnoot934
935[regelnummer]
Dees baert heb ick een wolf al slapend' afgesneên.
En dese keersen sijn van merch wt mensche been.
Mijn beevaert is gedaen als toveressen plegen,Ga naar voetnoot937
Barvoets doort naere wout, en eensaem ommewegen.Ga naar voetnoot938
Geen ding en is versuimt, daer door besweer jck dij.
940[regelnummer]
Alecto, dat ghij hyer terstont verschijnt voor mij,
Flux haest u Raserij, al eer dat jck mij wende
Tot woorden, die u staen doen souden over endeGa naar voetnoot942
U swart venijnich hayr, tot woorden daer de vrouwGa naar voetnoot943
En Coningin des Hels, bevreest voor beven souw.Ga naar voetnoot940-944
Aegle, Alecto
Aegle
945[regelnummer]
Alecto, Alecto, Alecto.
Alecto
Wee de druckige AerdeGa naar voetnoot945
Die noijt een droever quaet dan jck en ben, beswaerde.
Wie ist die met gewelt int licht mij comen doetGa naar voetnoot947
| |
[pagina 88]
| |
Van de gehate dach? Wie dwingt mij dat ick moetGa naar voetnoot948a
Laten de droeve cuil vol eijsselijcke beesten,Ga naar voetnoot949
950[regelnummer]
Die tot quellagie sijn van de verdoemde geesten?
Aegle wats u begeert?
Aegle
Alecto jck bevinGa naar voetnoot951
Door crachte van mijn const, dat Theseus sijne Min
Stantvastich heeft geleyt op de Princes van Creten;
Dies jck begeer van u, wat hij nu maeckt te weten,Ga naar voetnoot954
955[regelnummer]
Alsoo ghij t' alles weet watter ter werelt schiedt.
Alecto
Weet dan, dat Theseus nu met Ariadne vliedt
Door d'ongebaende zee, en heeft haer meegenomen
Sonder haer Vaders raet, om herwaerts mee te comen;Ga naar voetnoot958
Des vlucht hij nu sijn best om Minos hant t' ontgaen,Ga naar voetnoot959
960[regelnummer]
En meent te Naxos nu te nacht te leggen aen,
Om sijnen leger op het eijlant te gaen stellen,Ga naar voetnoot961
En te verversschen sijn vermoeyde bootsgesellen.Ga naar voetnoot962
Hier hebdij dat ick weet geeft mij mijn oorlof dan.Ga naar voetnoot963
Aegle
Noch niet. Maer mijn gedaent terstont gaet trecken an,
965[regelnummer]
En als de naere nacht het Aertrijck heeft betogen,Ga naar voetnoot965
Soo comt te Naxos voor mijn Theseus bedt gevlogen,
En spreekt hem heftich aen in dese mijn gedaent,
Maer mager, ende bleeck, en bitterlijck betraent.
Met strenge woorden comt over sijn ontrouw clagen,
970[regelnummer]
En blaest hem in u gift om sijn gemoet te knagen.
| |
[pagina 89]
| |
En treft hem met u toorts, op dat hij sich verbaes,Ga naar voetnoot971
En onverduldich door berouw van ontrouw raes,Ga naar voetnoot972
En rasende begeef sich herwaerts op de baren,
En laet sijn nieuwe Lief, en nieuwe Liefde vaeren.
975[regelnummer]
Haestich van hier vertreckt, en mijn gebodt voldoet.
Alecto
Het geen dat ghij gebiedt, volbreng' ick metter spoet.
Choor
Het valsch geluck dat heeft gelogen,Ga naar voetnoot977
Met schoon momaensicht veur,
Het eedel Coninx huis bedrogen,
980[regelnummer]
Raeckt schielijck in getreur,
Alst in sijn meeste fleur,
De tijt met vreuchden overbrachte,Ga naar voetnoot982
En luttel op de droefheit dachte,
Doe stont die las! alreede voor de deur.
985[regelnummer]
Doe voorspoet sich alleen vertoochdeGa naar voetnoot985
Met aengenaem gelaet,
Op tegenspoet men niet en oochde,
Noch t' overhangend quaet;Ga naar voetnoot988
Helas soo luttel raet
990[regelnummer]
Weet den verwaenden mensch ellendich,
Tegen t' geluck heel onbestendich,
Dat eenen oogenblick niet stil en staet.
T' Geluck dat is alleen gestadich
In ongestadicheit,
995[regelnummer]
Dat velt de Princen overdadichGa naar voetnoot995
| |
[pagina 90]
| |
Van haer grootachtbaerheit,
En sonder onderscheit
Verheft het weer de slechte lieden,Ga naar voetnoot998
Tot hoge staet, en trots gebieden,
1000[regelnummer]
Die t luttel tijts daer nae den val bereyt.Ga naar voetnoot993-1000
Indien t' geluck gewent te wenden,
Sich nimmer stil en set,
Geen hoge moet en sal verblendenGa naar voetnoot1003
De geen die daer op let;
1005[regelnummer]
Die wijsselijck betret
Des werelts padt, sal stadich vresen,Ga naar voetnoot1006
Als hij voorspoedich schijnt te wesen,
Soo raeckt hij door geen onvoorsicht int net.Ga naar voetnoot1008
Indien t' Geluck gewent te keren,
1010[regelnummer]
Sich nemmermeer set vast,
Men sal t' gemoet oock niet verneren,Ga naar voetnoot1011
Van ongeluck verrast,
Maer alsmen is belast,
Met hoop sijn ongeluck besuiren,Ga naar voetnoot1014
1015[regelnummer]
Alsoo noch goet, noch quaet can duiren,
Het welck den mensch t' oneffen annetast.Ga naar voetnoot1016
Het hof geleert met sijne schade
Hoe seer t' verandren can,
En comt sijn druck niet eens te stade,
1020[regelnummer]
Noch leert niet eens daer an,
Dat wederomme van
De tegenspoet can voorspoet comen,
Waer door cond' hope sijn genomen,
Die inden druck vertroosten menich man.
1025[regelnummer]
Het anxstich hofgesin verslagenGa naar voetnoot1025
| |
[pagina 91]
| |
Door t schielijck ongeval,
Doet al het lant van Creta wagenGa naar voetnoot1027
Met ijsselijck geschalGa naar voetnoot1028
Van crijslien overal,
1030[regelnummer]
De wackre roijers haer vercloeckenGa naar voetnoot1030
Om met galeijen snel te soecken,
D'ontschaekte maecht gevoert nae vreemde wal.
Maer wie sal Ariadne vinden?
Die met haer liefste vliedt,
1035[regelnummer]
Met jonste van de dienstbaer windenGa naar voetnoot1035
Door Thetys woest gebiedt,Ga naar voetnoot1036
Daermen geen spoor in siet?Ga naar voetnoot1037
Een ijder mach een man verstrecken,Ga naar voetnoot1038
Het seijl tot inden top optrecken,Ga naar voetnoot1039
1040[regelnummer]
En roeyen al sijn best maer meest om niet.Ga naar voetnoot1040
Doe men in voorspoet welich blonken,
Wast tijt om toe te sien,
Maer weelde maeckt de menschen droncken,
Dies t' ongeluck moet schien,Ga naar voetnoot1044
1045[regelnummer]
En nu men druck bespien,Ga naar voetnoot1045
Moetmer met lijdsaemheit in wandren,Ga naar voetnoot1046
Denckende dat het can verandren,
En achtent dranck die ons ten besten dien.Ga naar voetnoot977-1048Ga naar voetnoot1048
| |
[pagina 92]
| |
Alecto, (inde gedaent van) Aegle; TheseusGa naar voetnoot*
Alecto
Wee Theseus, Theseus wee! Waer Theseus is u trouwe?
1050[regelnummer]
Dat ghij u lichte Min op sterffelijcke vrouwe,
Op sterffelijcke vrouw u Minne stellen gaet,
En mij een veltgodin onwaerdelijck verlaet,Ga naar voetnoot1052
Godinne die ghij weet in uwe Min te blaken,
Godinne die om u draech mager bleke kaken,
1055[regelnummer]
Godinne die van smert d' onsterflijckheit is leet,
Wat isser dat ghij die soo trouweloos vergeet!
Soo trouweloos vergeet, en brengt wt vreemden lande,Ga naar voetnoot1057
Een nieu wtheemsche bruit tot mijner spot, en schande?Ga naar voetnoot1058
Dees trouweloosheits vleck u hoge naem bemorst.
1060[regelnummer]
Een nieu ontsteken vlam plondert u cloecke borst.
Hoe Theseus? hoe? wats dit? De geen die mij bedrogenGa naar voetnoot1061
Met sulken ijvers schijn, sijn die beloften loogen?Ga naar voetnoot1062
Ick sweer u bij mijn eer, dat nemmer ander brant
Dan Aegle, vatten sal (seydij) mijn ingewant.
1065[regelnummer]
Wee u lichtvaerdicheit, ghij sultse noch ontgelden!
Wee d'wr! wee t' oogenblick dat ghij u minne stelden
Op nieu vercosen lief, en d'oude Min vergaet!Ga naar voetnoot1067
Het sal u rouwen, maer alst rouwen comt te laet.Ga naar voetnoot1068
Theseus
Aegle waer heen? hoe nu? wildij u lief ontvlieden?
1070[regelnummer]
Ayme vervloeckte tijt dat nieuwe vlammen brieden
Mijn trouwelose borst! Ayme vervloeckte tijt,
Dat ghij Cretenser maecht mijn eerst verschenen zijt!Ga naar voetnoot1071b-1072Ga naar voetnoot1072
| |
[pagina 93]
| |
Aegle waer vliedij heen? bedroefde veltgodinne?
Ick voel verwecken t' vuyr van mijn begraven minne.Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
Aegle, wat hartseer heeft u wangen root ontciert?
Hoe comt dat ghij u hayr met huif noch snoer beniert?Ga naar voetnoot1076
U effen voorhooft lijckt het selve niet met allen.Ga naar voetnoot1077
Hoe comt u aenschijn fris dus mager jngevallen?
U ontrouw, Theseus, ist, u ontrouw die haer quelt,
1080[regelnummer]
Dat ghijse soo vergeet, en in haer plaetse stelt
Een sterffelijcke vrouw, dies sijdij wel onwaerdich,Ga naar voetnoot1081
Ondanckbaer, onbeschaemt, oneerlijck, en onaerdich.Ga naar voetnoot1082
Ay Aegle' u ijdel beelt verschijnt mij inden droom,Ga naar voetnoot1083
Maer jck begeef mij met mijn schepen op de stroom,
1085[regelnummer]
Om keren thuisewaerts, en op een cort te vinnen,Ga naar voetnoot1085
D'alderbegaefste van de blije bos-godinnen.
Alcander vliecht voor heen, en doet van stonden aenGa naar voetnoot1087
De schepen maken ree om vaerdich t'seil te gaen.
Ick vollich u mijn best, en wil de vrouwe laten,Ga naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
Terwijle datse slaept, soo salse met haer praten,Ga naar voetnoot1090
En jammerlijck gebaer niet keren mijn gemoet;Ga naar voetnoot1091
Beter ellendich haer als jck in tegenspoet.Ga naar voetnoot1049-1092Ga naar voetnoot1092
| |
[pagina 94]
| |
Vijfde deelGa naar voetnoot*
Ariadne, Corcyne
Ariadne
Wat schrickelijcke droom beswaert mijn hart met anxste?
Lof hebbe Godt, ick ben ontwaeckt opt alderbangste.
1095[regelnummer]
Mijn troost waer sijdij? slaept ghij noch? de Morgenstont
Vertoocht haer aenschijn blanck, en roo coralen mont.Ga naar voetnoot1096
Hoe Theseus? hoe mijn hart? wats dit? de lege plaetse?
Hoe Theseus? stadij op van Ariadne'? en laetseGa naar voetnoot1098
Sonder te seggen wat u tot het rijsen port?Ga naar voetnoot1099
1100[regelnummer]
Waer sijdij? och mijn hoop! antwoort mij op een cort.Ga naar voetnoot1100
Corcyne.
Corcyne
Dochter.
Ariadne
Wats van Theseus?
Ariadne
Ayme! wat swaerder plage!
Weet ghij niet van mijn Lief?
Corcyne
Ick denck niet dat ghij boert.Ga naar voetnoot1103
Is Theseus wech, en heeft ons niet met hem gevoert?
1105[regelnummer]
Hou Theseus! t' gansche wout verhaelt mijn deerlijck crijten,Ga naar voetnoot1105
Maer Theseus antwoort niet.
| |
[pagina 95]
| |
Ariadne
Dits tijt onnut verslijten,
Vliet flux doort luwe bosch, en soeckt al landwaert in,
Ick loop aen strant besien oft ick de schepen vin.Ga naar voetnoot1108
Malcander sullen wij hier vinden weer int leste.
Corcyne
1110[regelnummer]
Dochter Adieu.
Ariadne
Adieu mijn moeder doet u beste.
Ayme! mijn vrees is groot, nochtans dat Theseus vlietGa naar voetnoot1111
Sonder sijn waerde Lief, en tuicht mij t' harte niet;Ga naar voetnoot1112
Soo grote ondanckbaerheit en can in hem niet vaten.Ga naar voetnoot1113
Nochtans heeft menich man ondanckbaerlijck verlaten,
1115[regelnummer]
Sijn wtvercoren vrouw die hem vertrouden ,,ras,
In wiens bereijde jonst hij meest gehouden ,,was.Ga naar voetnoot1116
Oft' trouw of ontrouw is comt mij wel haest int lichte,
Want zeewaert in is van dees plaets een vrij gesichte.
Ayme! verrader valsch, Ay vuil oneedel hart!Ga naar voetnoot1119
1120[regelnummer]
Bedriechelijcke schelm! en dat mij t meeste smert,Ga naar voetnoot1120
Ondanckbaer voor de jonst, waer van ghij waert onwaerdich!
Geveinsder als geveinst, en lichter als lichtvaerdich!
Meineedige rabaut! ghij sijt niet vant geslachtGa naar voetnoot1123
Der goedertieren Goon; maer ghij sijt voort gebracht
1125[regelnummer]
Int Noorden dick besneeut, daer niet en is te vinnen,
| |
[pagina 96]
| |
Dan alle wreetheit stuyrs, de briesschende leeuwinnen
Hebben u daer gesoocht, Tijger en Beyr verwoetGa naar voetnoot1126b-1127a
Hebben met raeuwe spijs u jonckheit opgevoet.
Een treffelijcke roem, ghij hebt een vrouw bedrogen.Ga naar voetnoot1129
1130[regelnummer]
Waer henen Theseus? keert u seilen opgetogen,Ga naar voetnoot1130
Went Theseus, en verschoont u ingebogen mast.Ga naar voetnoot1131
Hout Theseus, hout, u schip heeft niet sijn volle last.Ga naar voetnoot1132
Neemt mijn alleen noch in, dat can u luttel schaden,
Ghij voert mijn siel, mijn lijf sal u niet overladen.Ga naar voetnoot1134
1135[regelnummer]
Is dit u trouwe? dit uwe beloften schoon?Ga naar voetnoot1135
Is dit de danckbaerheit? dit een verdienden loonGa naar voetnoot1136
Voor mijn betoochde jonst? die ghij mij swoert t' onthouwen,Ga naar voetnoot1137
Soo lang de sterren aen den hemel weyden souwen.
Aenschout de claere Son wiens Gotheit ghij bedriecht,
1140[regelnummer]
Dits mijn getuich, dat ghij meineedelijcken liecht.Ga naar voetnoot1140
Vliet henen, vliedt u best, ghij sult int eijnt bespieden,Ga naar voetnoot1141
Dat ghij mij wel, maer niet de Goden cunt ontvlieden,
Wiens hoocheit dat ghij swoert; die sullen hare saeckGa naar voetnoot1143
Vervolgen bet als jck, en met geen slechte wraeck.Ga naar voetnoot1144
1145[regelnummer]
Haer bid jck errenstich dat zij rampsalich schennen,Ga naar voetnoot1145
En u geen minder quaet, dan ghij mij doet, toesennen.Ga naar voetnoot1146
| |
[pagina 97]
| |
Helaes bedroefde vrouw! Waer sal jck vlieden heen?
Wat gaet mijn aen? voor wie laet ghij mijn hier alleen?
De wint die voert u nae de stemme van mijn clagen,
1150[regelnummer]
Maer sneller issij in u seilen voor te jagen.Ga naar voetnoot1149-1150Ga naar voetnoot1150
Waer sijdij wrede doot? wat ist dat ghij vertoeft?
Siet hier benaude borst, die u ontset behoeft.Ga naar voetnoot1152
Wreet seg jck, wrede doot, niet om u wreet verslinden,Ga naar voetnoot1153
Maar om u wreet vertreck. Ick sal u selve vinden,Ga naar voetnoot1154
1155[regelnummer]
Indien ghij noch verbeijt. Ick wil mij werpen drae
Inde verbolgen zee, en drijven Theseus nae.Ga naar voetnoot1156
Haest dat mijn coude lijck hem eenen traen afdringe.Ga naar voetnoot1157
Adieu verdrietich licht. Siet hier de plaets, jck springe.Ga naar voetnoot1158
Ay bloode levens lust! met wat pluimstrijckerij
1160[regelnummer]
Comt ghij en set mijn cloeck voornemen aen een sij?
Neen, neen, het is om niet, de doot sal mij vernielen,
Herbergen sal jck gaen bij de bedroefde sielen,Ga naar voetnoot1162
Die ongeluckich hier ter werelt sijn geweest,
Maer trouw in haere Min. Hoe? sijdij noch bedeest?Ga naar voetnoot1164
1165[regelnummer]
Nu Conincklijck gemoet, betoont u vroom int sterven!
Van commer moet ghij doch nootsakelijck bedervenGa naar voetnoot1166
Ten langen lesten hier, jndien ghij u verschoont;Ga naar voetnoot1167
Want dits een eylant woest, daer God noch mensche woont,Ga naar voetnoot1168
| |
[pagina 98]
| |
Die u verquicken, of eenige troost can geven,
1170[regelnummer]
En als ghij in ellendt eindicht u droeve leven,
En salder niemant sijn die u de oogen luick,
Niemant die u begraef, ten sij dat in haer buick
Misschien een deerlijck graf de dieren u bereijden,
Die in dees bosschen dicht haer wilde leven leijden,Ga naar voetnoot1170-1174
1175[regelnummer]
En hebben, nu misschien, u voester al geschent,Ga naar voetnoot1172-1175Ga naar voetnoot1175
Die ghij doort wilde wout lichtvaerdich henen sendt,
Om u lichtvaerdich Lief daer te vergeefs te soecken,
Die zeewaert inne seijlt, met sijn gespannen doecken.Ga naar voetnoot1178
Wat beijdij dan? Wat sijdij voor de Doot vervaert?Ga naar voetnoot1179
Corcyne, Ariadne
Corcyne
1180[regelnummer]
Ach, hopelose vrouw! niet soo mistroostich baert,Ga naar voetnoot1180
Verschoont u leven jonck, en wilt eens overwegen.
Dat de grootmoedicheit geenssins en is gelegen,
Int wenschen om de doot, wanneer u leet ontmoet;Ga naar voetnoot1183
Maer, int verdragen vande sware tegenspoet.
1185[regelnummer]
Laet daer in blijckelijck u manlijck harte werden.Ga naar voetnoot1185
Ariadne
T'is dulheit in sijn smert al willens te volharden.Ga naar voetnoot1186
Corcyne
T'is billijck dat van Godt ghij uwe tijt verwacht.Ga naar voetnoot1187
Ariadne
Godt heeft mijn sterrefdach gelaten in mijn macht.
| |
[pagina 99]
| |
Corcyne
Ghij quaemt niet, als ghij wout, het leven annevaten,Ga naar voetnoot1189
1190[regelnummer]
Maer als het Godt geviel; des moochdijt niet verlaten,Ga naar voetnoot1190
Voor dat het hem gevalt die t' u gegeven heeft.
Ariadne
T' gevalt geen goede Godt datmen ellendich leeft.
Corcyne
Soo lang ghij sijt te lijf, can t aventuir noch wenden.Ga naar voetnoot1193
Ariadne
Helas! Wat aventuir can mij geluck toesenden?
Corcyne
1195[regelnummer]
Het selve dat u heeft van u geluck ontbloot.
Ariadne
Och dat is ongesien, in dees wterste noot.Ga naar voetnoot1196
Corcyne
U ongeluck wast mee, ten is niet lang geleden.Ga naar voetnoot1197
Ariadne
Bedriechlijk is de hoop diemen neemt sonder reden.
Corcyne
Hoe sonder reden? dunckt u dan soo ongesienGa naar voetnoot1199
1200[regelnummer]
Te raken hier van daen? En can het niet geschien
Dat eenich schip van hier coom lichten beij ons-lieden?Ga naar voetnoot1201
Ariadne
Genomen het gebeur, waer sal ick hene vlieden?
| |
[pagina 100]
| |
Nae Griecken, daermen mij sou weren van de wal?Ga naar voetnoot1203
Ofte nae Creten? daer men mij versmaeden sal,Ga naar voetnoot1204
1205[regelnummer]
Om dat jck onverdacht ging vluchten buiten radeGa naar voetnoot1205
Mijns Vader, daer jck bij sal sijn in ongenade.Ga naar voetnoot1202-1206
Wee mij bedruckte vrouw! wee mij! wat gaet mijn aen?
Corcyne
Comt dochter laet ons in de tent verbeijden gaen,
Een onverwacht ontset can ons de tijt verlenen.
Ariadne
1210[regelnummer]
Ach bedt, beweechlijck bedt! vernieuwing van mijn weenen!Ga naar voetnoot1210
Eenige kenner van ons vreuchden ongemelt!Ga naar voetnoot1211
T'en sij dat Theseus die nu spottende vertelt.
Ghij weet van onse lust, en vriendelijcke talen,
Ghij weet van het geveinst, en t' ongeveinst onthalen.Ga naar voetnoot1214
1215[regelnummer]
Gistr' avont ghij ontfingt ons beider moede leên,
Las! Waerom sijn wij niet int opstaen met ons tween?
Ach trouweloose borst, met valsheit heel beseten!
Ondanckbaer, wrede Lief! hoe cundij soo vergeten
Een die om u vergat haer Conincklijcke stam?
1220[regelnummer]
Ayme, vervloeckte dach dat jck ter werelt quam!Ga naar voetnoot1215-1220
Bacchus, Ariadne, Corcyne
Bacchus
Ick ben dien grooten Godt, wiens treffelijcke crachten
Indiën rijck vermaert grootdadich t'onderbrachten.Ga naar voetnoot1222
| |
[pagina 101]
| |
Ick ben dien groten Godt, diet sap der druiven schanckGa naar voetnoot1223
Aent menschelijck geslacht, doen t'enkel water dranck.Ga naar voetnoot1224
1225[regelnummer]
Ick ben dien veltheer groot, een spiegel aller helden,
De soon waerop Juppijn meest sijn vertrouwen stelden,Ga naar voetnoot1226
Als den verwaenden hoop der reusen, die jck dwong,Ga naar voetnoot1227
Staplende berch op berch, sijn hoge rijck besprong.Ga naar voetnoot1228
Doe toond' jck mij bequaem te wesen tot de wapen,Ga naar voetnoot1229
1230[regelnummer]
En niet alleen tot lust van dans en spel geschapen;
Hoewel t' gemeen gerucht mij crachtich overstemt;
Om dat de volken, die'ck met oorloch heb getemt,
Onder mijn sacht gebiedt een lustich leven leyden,
Niet wulleps, soomen seyt, maer vrolijck en bescheyden.Ga naar voetnoot1234
1235[regelnummer]
Het ging ter werelt wel, dat yder Prins soo dee,Ga naar voetnoot1235
Bestierende sijn volck in lust, in rust, in vree.Ga naar voetnoot1231-1236
Des yders mont is vol van mijn geloofde werken,
Men eert mijn en aenbidt in swaergebouwde kerken,
Daer op veel outers wort met soeten reuck geviert,Ga naar voetnoot1239
1240[regelnummer]
Die stadelijcken sijn met cranskens versch verciert.Ga naar voetnoot1240
Maer gene kerken ruim, hoe grof van timmeragien,Ga naar voetnoot1241
En staen mij beter aen als lustige bosschagien,
Daer jck gemenelijck mij in vermeijen gae,
En dees boertige sleep vollicht mij stadich nae.
1245[regelnummer]
Mijn docht, ick hoorden hier terstont een stemme clagen,Ga naar voetnoot1245
Dies jck mij herwaerts liet van medelijden jagen.
Sacht, hoor ick geen gerucht? of eijndicht het gering?Ga naar voetnoot1247
| |
[pagina 102]
| |
Ariadne
Ayme, vervloeckte stont dat vrouwe mijn ontfing!Ga naar voetnoot1248
Ayme, vervloeckte tijt dat jck oyt wert gebooren!
1250[regelnummer]
Ach wreden hemel! Waerom heb jck niet verloren
Het leven alsoo haest, soo haest als jck aensach
Het ongeluckich licht van de bedroefde dach?Ga naar voetnoot1252
Soo mij stont bovent hooft d'ellendichst aller staten.Ga naar voetnoot1253
Bacchus
Dits Ariadne, die van Theseus is verlaten.
1255[regelnummer]
Schoone bedroefde vrouw! het hart is dubbelt stael,
Dat geen beweging voelt van u verslagen tael;Ga naar voetnoot1256
Immers jck voel mijn borst staet daer voor dubbelt open.Ga naar voetnoot1257
Ariadne
Een soo bedroefde staet, helas! dat jck moet hopen,
Dat wolf, of wrede leeu hem haest ontfermen sal,
1260[regelnummer]
Over mijn swaer ellend', en deerlijck ongeval,
En maken met mijn doot, een eijnt van duisent dooden,
Die ick gestadich lij, mijn quaet niet om versnoodenGa naar voetnoot1262
Wacht op geen ander eijnt; de hooge rootsen steyl
Sijn meen jck al beweecht, maer geenssins Theseus seyl,Ga naar voetnoot1264
1265[regelnummer]
Dat luistert nae de wint, en luttel nae mijn clachten.
Bacchus
Ick voel mijn teer gemoet, en sachte geest becrachtenGa naar voetnoot1266
Van medelijden sterck, mijn hart, en bloet dat treckt,
| |
[pagina 103]
| |
Om haer te lossen wt d'ellende daers'in steckt.Ga naar voetnoot1268
Ay schoon bedroefde vrouw!
Ariadne
Medogende Godinne,
1270[regelnummer]
Venus die sorge draecht voor de getrouwe minne,
Aenschout mijn wrede druck met u blijgeestich ooch,
Aenschout eens wat jck lij, om dat jck alte hooch
U Godtheit heb geset. Of sijdij noch verbolgenGa naar voetnoot1272b-1273a
Op d'afcomst van de Son, geeft dat ick ingeswolgenGa naar voetnoot1274
1275[regelnummer]
Werde van eenich beest, en laet mijn corte pijn,
Om mijn voorvaders sond', uwe genade zijn.Ga naar voetnoot1276
Venus, Cupido, Bacchus, Ariadne, Corcyne, t'Gerucht
Venus
Geslist mijns gramschaps vlam, besadicht is mijn tooren;Ga naar voetnoot1277
U clacht is door de lucht gedrongen mij ter ooren;
De Goden sijn beweecht, stilt u benaude crop,Ga naar voetnoot1279
1280[regelnummer]
U naeckt een waerder Lief, den hemel staet u op.Ga naar voetnoot1280
Der goden Vader groot staet sellefs met verlangen,Ga naar voetnoot1281
Met al het hemelsch hof, om vrolijck u t'ontfangen,
Nieu-nakende Godin. U lijden is geleen,Ga naar voetnoot1283
Dat ghij onschuldich droecht, nu hebdij wtgestreen.
1285[regelnummer]
Mijn onderdane zoon, door wien jck veel vermoge,
Alleen mijn groote cracht, waer is u nette boge?Ga naar voetnoot1286
Grijpt een gewisse pijl, en in het harte schiet
Van Bacchus, wiens gemoet, en cloecke borst, ghij siet
| |
[pagina 104]
| |
Bequaem om wonden, en soo morw door medelijen,Ga naar voetnoot1289
1290[regelnummer]
Dat tot de veeren toe de pijl daer in sal glijen.Ga naar voetnoot1290
Mijn soone schiet u best, en wel te raken tracht.Ga naar voetnoot1285-1291
Cupido
Vrouw moeder, wat u lust werd' haestelijck volbracht.
Met dees' onsichtbaer pijl coom jck sijn brant verwecken,Ga naar voetnoot1293
Ick gae mijn boge tot sijn punt toe innetrecken;
1295[regelnummer]
Vrou moeder, siet dat treft. Die schoot die js gegaen.
Venus
Het geen dat stont te doen is op het best gedaen.
Bacchus
Ach, eedel wesen! ay manieren teer hoochaerdich!Ga naar voetnoot1297
Ay overschoone siel den hogen hemel waerdich!
Ay eedel heusheit alt'onwaerdelijck geloont!
1300[regelnummer]
Die noch u claere glans door droefheits nevel toont.
Ivooren aengesicht vol goddelijcke gaven,
Soo diep can droefheits damp u schoonheit niet begraven,
Of hare luister daer noch licht door henen dringt,
Die met verblendend licht mijn goddlijck hart bespringt.
1305[regelnummer]
Mij deert u leet, het deert mijn, en jck brand van binnen,
Om u te stellen int getal van de Godinnen.
Nu Bacchus ghij en cunt kiesen geen waerder Lief,
Gaet en vertroost haer dan, int quaet, dat hem verhiefGa naar voetnoot1308
Door haer bedroeft verlies, dat haer tot vreucht sal dijen.Ga naar voetnoot1309
1310[regelnummer]
Siet Bacchus, Ariadne', een Godt comt u bevrijen
Wt u benaude druck, en jammerlijck ellendt,
Droocht af u tranen, en vant schreijen maekt een endt,
| |
[pagina 105]
| |
Verschoont u teere borst, verschoont u blonde vlechten,Ga naar voetnoot1313
Verschoont u armen blanck, wilt van der aerden rechtenGa naar voetnoot1314
1315[regelnummer]
U afgesloofde leên; set op het hooft u croon,
Die jck sal maken tot een hemels teken schoon,
En u tot een Godin; van duchten op wilt houwen.
Ariadne
Een druckich mensch en can op geen geluck vertrouwen,
Als het hem schoon vertoocht, dit is sijn eigen plaech.Ga naar voetnoot1319
1320[regelnummer]
Ist moglijck dat de Goôn hebben gesien om laech,
Op mij bedroefde vrouw, beweecht met mededogen?
Ist mogelijck, dat jck met sterffelijcke oogen
Een hemelsch Godt aenschouw? Ach Bacchus groote Godt,
Sie jck u Godtheit selfs? of is mijn brein versot,Ga naar voetnoot1324
1325[regelnummer]
En speelt mijn in het hooft met vreemde fantasien,Ga naar voetnoot1325
Door mijn verwonnen sin vant overige lijen?Ga naar voetnoot1326
Ghij sijt het groote Godt, weijgert mij geen bijstant.
Bacchus
Reickt, Ariadne, mij u witte rechterhandt,
Sijt seker van mijn hulp, sijt seker vrouw van waerden,
1330[regelnummer]
Dat sterffelijcke mensch noijt heeft geproeft, op aerden,Ga naar voetnoot1330
Sulken verandering vant wanckelbaer geluck,
Als u verlossen comt wt u benaude druck.
Niet slechtelijck coom jck u vrijen van u rouwe;Ga naar voetnoot1333
Maer kies' u tot mijn Lief, en eewich echte vrouwe,Ga naar voetnoot1334
1335[regelnummer]
Stelt u gemoet te vreên, en vroolijck op wilt staen.Ga naar voetnoot1335
| |
[pagina 106]
| |
Ariadne
Onsterffelijcke Godt laet jck u bidden aen.
Naulijx geloov' ick dit, al is het grote sonde,
Want eenen Godt en geeft geen logen wt sijn monde.
Het geen dat mij gebeurt, is immers genen droom?
Bacchus
1340[regelnummer]
Gelooft volcomelijck jck sweer bij d'helsche stroom,
Dat jck u voor mijn vrouw sal eeuwelijcken eeren.
Dees uwe voester sal te rug, nae Creta keren,
Int nieugecomen schip dat gins aen anker leijt,Ga naar voetnoot1343
En brengen daer de maer van u onsterflijckheit,
1345[regelnummer]
Voor al u Vaders hof een schielijcke verblijding;
Indien het snel gerucht niet eerst en brengt de tijding.
Ghij sult onsterffelijck den Cristallijnen vloerGa naar voetnoot1347
Des hemels hooch betreen, daer jck u henen voer.
De snaere sijdij van den grootsten Godt hier boven.Ga naar voetnoot1349
Ariadne
1350[regelnummer]
Laet mij danckbaerelijck de groote Goden loven,
Die om mij dachten, als het minst was te vermoen.
Bacchus
Dat suldij tegenwoordich inden hemel doen.Ga naar voetnoot1352
Corcyne
Ach salige Godin! geen ding sal u meer crencken.
Adieu gesegent paer. Wilt, Ariadne, dencken
1355[regelnummer]
Om u heer Vaders rijck, en altijt jonstich sijn.
Dochter adieu, adieu. Lof soone van Juppijn.
| |
[pagina 107]
| |
t'Gerucht
Als Ariadne sat en deed' haer droeve clachtenGa naar voetnoot1357
Over het wreet vertreck van Theseus, diese sietGa naar voetnoot1358
Dat met sijn schip, en volck, meineedich van haer vliet,
1360[regelnummer]
Die in vergeldings plaets haer trouwe Min belachten,Ga naar voetnoot1360
Sij wenschten om de doot, mistroostich van gedachten,
Dat haer de geen die sij behouden had, verriet.Ga naar voetnoot1362
Een Godt haer edel deucht niet onvergolden liet,
Troost wt den hemel quam, waen sijse minst verwachten.Ga naar voetnoot1364
1365[regelnummer]
Want Bacchus diese sach soo schoon, en soo bedroeft,
Door medelijden Mins beginsel heeft geproeft,Ga naar voetnoot1366
Die door haer clare deucht gevoedt wert in sijn sinnen.
Hij coosse tot sijn vrouw, en als Godin verhief;
Om beter sij verloor een valsch en tijtlijck Lieff,Ga naar voetnoot1369
1370[regelnummer]
En creech een die haer mint, en eewich sal beminnen.
Choor
Om beter alle quaetGa naar voetnoot1371
De grote Godt laet schieden,Ga naar voetnoot1372
Des ist een sotte daet
Van onbescheyden lieden,Ga naar voetnoot1374
1375[regelnummer]
Tot achterdeel te diedenGa naar voetnoot1375
| |
[pagina 108]
| |
Het schijnbaer letsel ras,
Al eer sij recht bespieden,Ga naar voetnoot1377
Oft schaed' of voordeel was.
Het geen dat dickwils schijntGa naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
Den mensch te wesen tegen,
Hij naderhant bevijnt,
En had hij t niet vercregen
T' en ging hem niet te degen;
Des is het sotheit blent,Ga naar voetnoot1384
1385[regelnummer]
De saken t'overwegenGa naar voetnoot1385
Die u sijn onbekent.
Men moet met lijdsaemheit
Sijn tegenspoet verdragen,
Want dickwijls wt het leyt
1390[regelnummer]
Spruiten de blije dagen,
En als de swaerste plagen
De neck ons drucken in,
Ist dickwils goodts behagen,Ga naar voetnoot1393
Datmen een wtcoomst vin.Ga naar voetnoot1394
1395[regelnummer]
Bij Godt ist geen manier,
Staech hoger te verheven,Ga naar voetnoot1396
De gene, die alhier,
In hooge voorspoet leven;
Maer wel, die druckich sneven,Ga naar voetnoot1399
1400[regelnummer]
Op dat sijn hullep blij,Ga naar voetnoot1400
In hoge noot gegeven,
Te wellecoomer zij.
| |
[pagina 109]
| |
Soo lang den mensche, swack
Int ware nut te leren,
1405[regelnummer]
Sijn lichaems sware pack
Van siele voelt verheren,
Moet hij geen hoop ontberen,
Of hoopens reên al schort,
Want alle ding can keren,
1410[regelnummer]
Ter werelt op een cort.Ga naar voetnoot1403-1410
En ofter yemant waer,
Die noijt geluck bespeurde
In al sijn leven, maerGa naar voetnoot1413
Van kint, tot grisaert treurde,
1415[regelnummer]
Dat noyt misschien gebeurde,
Noch was hij boos van moet,Ga naar voetnoot1416
Indien hij sich versteurde,Ga naar voetnoot1417
Want Godt die meent het goedt.
T'snelloopende Gerucht
1420[regelnummer]
Gaet overal verbreijden,
Dat Theseus op de vlucht
Van Ariadne scheijden;Ga naar voetnoot1422
Maer alsse sat en schreijden,Ga naar voetnoot1423
Viel op haer Bacchus sin,Ga naar voetnoot1424
1425[regelnummer]
Diese ten hemel leijden,
En maeckt' haer een Godin.
Den Coning Minos wijs
Doet overal verclarenGa naar voetnoot1428
| |
[pagina 110]
| |
Sijn groote dochters prijs,Ga naar voetnoot1429
1430[regelnummer]
En haer ten hemel varen,
En bidt, met grote schaeren,
Geknielt haer Godtheit an,
Voor nieu-gebouwd' altaren
Van haer en haren man.
1435[regelnummer]
Nu! Ariadne wert
Gevoert ter hoochster stede,
Alsse de meeste smert,
Die'r was te lijden, lede;
Dus Princen leeft in vrede,
1440[regelnummer]
Vertrouwend' anders niet,
Dan, dat wat Godt oyt dede,Ga naar voetnoot1441
Eind |
|