Aen den heere Huigh de Groot
Op 't beroepen van twee leeraers ter doorluchtigher schoole, en zijn' koomst, tot Amsterdam.
O hooghgerezen Amsterdam,
En trof uw' eerzucht nojt het wit,
5[regelnummer]
Naerdien ghij u gingt stellen t' schrap,
Tot winst van waerde wetenschap,
En t' uwer onderrechting riept,
Twee helden, die der dingen diept
En steilt' afpeilen op een prik,
Noch mangeld' aen uw' grootheit wat,
Quam storten ujt den boezem Goodts.
15[regelnummer]
Van 't alverblindend onverstandt,
En midden in de Zon geplant
Der gloory en voorzienigheit.
Een aerdekloot versiert en drukt
20[regelnummer]
Het spansel uwer kroone. Rukt
En zet'er 't oogh der wijsheit op
Den overgrooten Huigh de Groot
Apolloos dierbaerste kleinoodt.
AEgyptenaer bekent moght zijn;
En afgespoelt, in al' de zee
Van 't hof der Frankisch' he[e]rschappij;
30[regelnummer]
Daer eeuwigh gaet zoo heet een' tij
Van wereldwissels eb en vloedt,
Dat het een' dwaes kon maeken vroedt,
| |
35[regelnummer]
O blaekende vernuft, zoo puir
Als 't róókelooze starrevuir,
Wanneer hem wolk nocht schaeduw let!
De naemen die uw lof verbreidt
Vergoodt ghij met onsterflijkheidt,
Oft eeuwelijk onzaeligh maekt
De geene, die uw oordeel wraekt;
45[regelnummer]
Baerdt wonderwerk bij wonderdaedt;
En altijds even swangher gaet.
Maer alle wondren streeft verbij,
Die groote wonderen bedrijft,
50[regelnummer]
Zoo kleen noch bij u zelven blijft.
Dan mits dat ghij u dus verneêrt,
Hout zich der Englen schaer vereert
|
-
voetnoot+
-
Sint uw geluk. Volgens hs. A. - De Groot was in October 1631 in Holland teruggekeerd. Na korten tijd te Rotterdam vertoefd te hebben, begaf hij zich naar Amsterdam. Zijne vrienden hoopten, dat hem nu een gerust en veilig verblijf in zijn vaderland zou vergund worden. Hooft en anderen zochten te bewerken, dat hij bij het onlangs gestichte Athenaeum als hoogleeraar werd aangesteld. Zij slaagden daarin echter niet en De Groot verliet den 17en April 1632 Amsterdam, om niet in het vaderland weêr te keeren. De twee hoogleeraren bij het Athenaeum, van wie hier gesproken wordt, de eerste die er aangesteld waren, zijn G.J. Vossius en C. van Baerle. -
-
voetnoot4)
- dat haar (eerzucht) heete (vurig verlangende) pijl thans heeft geraakt.
-
voetnoot12)
- totdat het pronkstuk van Delphi Gods geheime gedachten uit kwam storten.
-
voetnoot14)
-
bujten 's schoots, buiten het bereik der pijlen.
-
voetnoot21)
-
blaeuwe perel, de aardbol op de kroon van het wapen van Amsterdam.
-
voetnoot27)
-
gezuivert, enz. welk kleinood bovendien is gezuiverd.
-
voetnoot39)
- door zijne Inleiding tot de Hollandsche rechtsgeleertheyd.
-
voetnoot40)
- door zijne Annotationes in Novum Testamentum.
-
voetnoot53)
-
zich te draeghen onderdaen, zich onderdanig te betoonen.
|