Gedichten. Deel 1(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Aenden heere Rochus vanden Hoonert Raedsheer inden hooghen raede van Hollandt op zijn treurspel moses de tafelbreker. Almaghtigh' ujtspraek, die, ons, metGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot1) Uw klank, als dreunende trompet, Erinnert d'overdwaelsche daedtGa naar voetnoot3) En afval van 't meineedigh zaet, 5[regelnummer] 'T welk ging zijns scheppers eer verraên,Ga naar voetnoot5) En bad zijn eighen schepsel aen:Ga naar voetnoot6) Terwijl uw yver met bescheidtGa naar voetnoot7) Ujtdondert, in verbolghenheit, Hoe luttel 't wederspannigh volk 10[regelnummer] Acht op den mondt van 's Hemels tolk, Blijkt niet alleen, hoe 't hooghste RechtGa naar voetnoot11) Is billijk aen uw' tong gehecht; Maer dat heel Hollandt en zijn liên Behoorden nae uw' mondt te zien. voetnoot+ Almaghtigh' ujtspraek. Volgens hs. A. - R. v.d. Hoonert had een latijnsch treurspel geschreven, getiteld: Moses Legifer sive nomenclastes (Leiden 1611). Zie de aant. bij het gedicht, voorkomende op bl. 290. voetnoot1) almaghtigh' ujtspraek, wonder van welsprekendheid. voetnoot3) overdwaelsche, buitensporige, vermetele. voetnoot5) dat zijn schepper ontrouw werd. voetnoot6) schepsel, maaksel. voetnoot7) bescheidt, verstand. voetnoot11) hoe 't hooghste Recht, etc. hoe terecht men u tot lid van den Hoogen Raad heeft aangesteld. Vorige Volgende