Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendMajliedt.Wijse: Mes pleurs se sont changez en ris, etc.De Min met pricken van zijn' strael,Ga naar voetnoot+Ga naar voetnoot1)
Weckt op den fieren nachtegael.
Den nachtegael zijn schelle kaecken,
Doen al 't gevedert gildt ontwaecken.
5[regelnummer]
Op galm van hun gelujdt
Schiet wt sijn' slaep mijn flujt.
Laet zien eens oft de flujteklanck
Ontsteken aen den voglesanck,Ga naar voetnoot8)
Sal strecken daegheraedt en konnen
10[regelnummer]
Doen rijsen, Rozemondt, uw' sonnen
Belet van slujmerzucht
Te straelen door de lucht.
Op hemelsch stemmetjen, op óp;
Den mondt van 't vlug gedierte stóp.
15[regelnummer]
Door 't heffen aen van zoete rijmenGa naar voetnoot15)
Soet' af den nachtegael zijn lijmen:
Dat hij, wt lust tot leer,
Sijn' tong in ooren keer.
Oock niet te brusk, o zangrigh riedt!Ga naar voetnoot19)
20[regelnummer]
Haer' slaep slech tockel, steurse niet.Ga naar voetnoot20)
Om al het groen der majeboomen,
En rujld' zij niet, misschien, de droomen
En schilderighe spraeck
Der zoetvlaejende vaeck.
| |
[pagina 187]
| |
25[regelnummer]
Misschien zij mij te woorde staet,
En doet wel, dat zij waeckend laet.
Misschien haer lipjes lief mijn' lippen
Met lodderlijcke toghjes knippen:Ga naar voetnoot28)
En dat haer ooghje zeidt,
30[regelnummer]
Nu lipjes doet bescheidt.
Maer siet terwijl jck woordtjes stouw,Ga naar voetnoot31)
Die drencken in den morghendouw,Ga naar voetnoot32)
De duifjes, met haer treckebecken,
Haer droomen, en het mijn begecken,
35[regelnummer]
En werpen bet besintGa naar voetnoot35)
Geen kusjes in den windt.
Op Rosemondt, eens wt de boght.Ga naar voetnoot37)
Zijn wij niet lang genoegh verpocht?Ga naar voetnoot38)
En zullen wij niet darren plockenGa naar voetnoot39)
40[regelnummer]
De lusjes daer zij ons toe locken?
Het tart ons al te gaêr,
Zij, en de jeughd, en 't jaer.
Ao. 1623.
|
|