Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendSang.Wijze: C'est trop courir les eaux: etc.De schoone toveres,Ga naar voetnoot+Ga naar voetnoot1)
Voor wien Damasco boogh,
Door Hydraottes les,Ga naar voetnoot3)
Als zij om roof wt toogh,
5[regelnummer]
En naer haer wensch den onverwonnen Rajnout sagh,Ga naar voetnoot5)
Die door pluimstrijckerij van slaep verovert lagh:Ga naar voetnoot6)
Dit 's zeghe, zeidse, ghij
Zult mijn gevangen zijn.
Maer, om uw leên, wat vlij
10[regelnummer]
Ick ijser best? of lijn?
Neen, neen, voor geen geweldt uw sterkheidt swight; men moet
Haer maecken dwee, door treck, van eenigh smeeckend soet.Ga naar voetnoot12)
| |
[pagina 181]
| |
Stal hield haer soete tael.Ga naar voetnoot13)
Doe glujrde 't oogh rondom:
15[regelnummer]
En, met een schoone strael
Wtpickte' een schoonen blom:
Doen noch een, doen noch een, tot dat van roosen bol,
En lelij, en ligustre' haer rijcke schoot was vol.Ga naar voetnoot18)
Zij strengelde de roên,Ga naar voetnoot19)
20[regelnummer]
En daer 't haer voeghlijck docht,
Zij tussen 't vroolijck groen
Nu blanck, nu blos in vlocht:
En hem, dewijl hij sliep, met dese zeelen sloot;Ga naar voetnoot23)
En voerde daer hem noyt zijn vangenis verdroot.
25[regelnummer]
Maer, ijvrigh leest bij een,
O Klaere, mijn verstandt
Al uw bekoorlijckheên,
En brejdt een taeyen bandt,Ga naar voetnoot28)
Die hart en sinnen boejt, bet als Armidaes snoer.Ga naar voetnoot29)
30[regelnummer]
O mij, die mijne boejster in mijn bosem voer!
|
|