Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendBehouden reis aen heer Constantijn Huighens naer Engelandt.Sonnet.Trompetter van Neptuin, heb jck op u een beê?Ga naar voetnoot+
Rond met de wangen, en te wercke legt de longen;
Op dat te stijver aem ten hooren wtgewrongenGa naar voetnoot3)
Doe luistren weêr en windt: En kundight over zee,Ga naar voetnoot4)
5[regelnummer]
Wt uwes Coninx naem, soo trouwe vaste vreê,
Als wordt geviert, wanneer d' ijsvoghel is in 't jongen.Ga naar voetnoot6)
Sijn volck, Oost wtgesejdt, houde' AEol al bedwongen,Ga naar voetnoot7)
Soo lang tot Huighens heb besejlt gewenschte reê.
Oft draelt ghij, en wilt eerst uw' meester oorlof vraeghen?
| |
[pagina 171]
| |
10[regelnummer]
Geen noodt oock. Schipbreck kan Arjon niet vertzaeghenGa naar voetnoot10)
Dien de Dolfijn, als 't nauwt, moet dienen tot een schujt.Ga naar voetnoot11)
Sijn sang sal baeren bats en lujtruftighe bujenGa naar voetnoot12)
Licht tegens eighen aerdt van toghten woest oprujen,Ga naar voetnoot13)
En maecken zeedigh zee en stormen, met sijn lujt.Ga naar voetnoot14)
|
|