Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend
[pagina 77]
| |
Sonnet.Voor 't droevighe gemoedt gesmoort in hooploos leidtGa naar voetnoot+
Is niet soo soet het licht; als nae bedompte weken,
De Triumphante Zon comt door de wolcken breecken,
En praelt alleen in 't veldt 't welck hij met gloor bespreit;
5[regelnummer]
Soo soet ist wintjen niet dat wt den Oosten wait,
Voor harders, die der dichte' en frissche bladren deken
In coele schaduw vrijdt van 's heten Middachs steecken,Ga naar voetnoot7)
Als mij een treeckjen van u schelle vriendlijckheit.Ga naar voetnoot8)
8/1 Vrijdach.
Een treeckjen doet meer lust in mijn gemoedt ontluicken,
10[regelnummer]
Als 't hart ter nauwer noodt de jacht ontvlucht can suickenGa naar voetnoot10)
Wt killende fontein, met sijnen adem dróóch.
En ghij, mijn siel, ontvliet mij met geswinder vaerden!Ga naar voetnoot12)
Ach sacht! ghij scheurt mij 't hart te lijf wt snelle paerdenGa naar voetnoot13)
En biedt, voor 't licht mijns liefs, een stofwolck aen mijn óóch.
8/2 Saterd. 1608.
DIA.
|
|