Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendSang.Wijze: Sei tanta gratioza.Voochdesse der gemoedenGa naar voetnoot+
Die sonder Circes crachtige venijnen,
En sonder gulden roeden,Ga naar voetnoot3)
Slaet met u oochs vermogen sonneschijnen,Ga naar voetnoot4)
5[regelnummer]
Wie 't levend lichtGa naar voetnoot5)
Door sijn gesicht
Becoort wort in te suigen;
'T harte moet dalen
En voor de schone stralen
10[regelnummer]
Willich buigen.
Natuir besprengde' u leden,
Van 't helder voorhooft tot het nette voetjen,
Met eerwaerdige zeden,
En stroyder in een lodder lecker soetjen,Ga naar voetnoot14)
| |
[pagina 68]
| |
15[regelnummer]
Daer aen veraestGa naar voetnoot15)
Sich metter haest,
Een groten hoop minnaren,
Die voor u knielen
En bouwen in haer sielen
20[regelnummer]
U altaren.
Niemandt is soo sticksiende
Van oogen wterlijck noch van verstande,
Of hij wort wel bespiende
Van veers u schoonheit als een claren brande,Ga naar voetnoot24)
25[regelnummer]
Soo comt het bij,Ga naar voetnoot25)
Mijn vrouw, dat dij,
De drange schaeren wijcken,Ga naar voetnoot27)
Als ghij ghetreden
Comt vol bevallijckheden,
30[regelnummer]
Door haer strijcken.
Die Chimons grove sinnen,Ga naar voetnoot31)
Van boersheit raeuw, kan wenden tot hoveren,Ga naar voetnoot32)
Door flonckervlam van minnen,
Hoe nauw soud die een edel hart regeren?Ga naar voetnoot34)
35[regelnummer]
Dat in sijn schick,
Haer oogenblick,Ga naar voetnoot36)
Sou voor gebodt ontfangen,
En vierich voegen
Alleen tot haer genoegen
40[regelnummer]
Sijn verlangen.
Den Hemel overdadich
Segende 't wr, wanneer hij werd geboren,
Die van u ooch genaedich,
O nieuwe Son, sal werden 't Lief vercoren:
45[regelnummer]
Maer jck sal veel
Meer, als mijn deel,
Van t schaers geluck ontdragen,Ga naar voetnoot47)
Wilt slech verlienenGa naar voetnoot48)
Dat u yet van mijn dienen
50[regelnummer]
Mach behaegen.
1/1608
A.R.
13. 14. 15. Dinxd.
Amsterdam.
|
|