Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendSang.Op de wijse van Essex leydt.Wat sachter, gouden vlammenGa naar voetnoot+
Deurwroetsters van mijn hart;
Wilt uwen honger tammen,Ga naar voetnoot3)
Van wien 't geknaget wart;Ga naar voetnoot4)
| |
[pagina 55]
| |
5[regelnummer]
Want de salve tot mijn smart,
Die mijnGa naar voetnoot6)
Inne de pijn
Een troost can sijn,
En hellepen, is te vardt.Ga naar voetnoot9)
2/1607/13 Dind.
10[regelnummer]
Hoe! wij sijn niet gescheijen
Soo wijd, of haer gedacht
En comt mij overweijen,
In bladen vol van crachtGa naar voetnoot13)
Die in danck verkeert mijn clacht,
15[regelnummer]
En alGa naar voetnoot15)
't Quade geval
Versoet sijn gal,
En scharrepe smert versacht.
O winden, die vertrouwen
20[regelnummer]
Ginck mijn Godinne 't pandt
Der bladen wit gevouwen
Van haer vermogen hant,
Wilt u vrij verheffen, want
Noijt meer
25[regelnummer]
Wasser u eer,
Verhoocht soo seer,
Of luckiger uwen standt.
2/1607/14 Woond.
Haer vingers soete treken
Beleyders van de pen,Ga naar voetnoot29)
30[regelnummer]
Die u heeft leren spreken,
Papier, ick heilich ken:
En het hart ootmoedich wenGa naar voetnoot32)
Tot lofGa naar voetnoot33)
Haers, daer ick of
35[regelnummer]
Wt droefheit grof,
In weelde verheven ben.
O schoonheit aengebeden,
O vorstelijck gemoedt,
Wanneer sal wtgeledenGa naar voetnoot39)
40[regelnummer]
Sijn afsijns tegenspoet?Ga naar voetnoot40)
| |
[pagina 56]
| |
Dat ons stadich dus een goedt,Ga naar voetnoot41)
Mijn Vrouw,
Beijde bedouw
In Liefd en Trouw,
45[regelnummer]
Gelijcke, nu som, het doet.Ga naar voetnoot45)
2/1607/15 Dond.
Electra.
In Leiden.
|
|