Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend
[pagina 34]
| |
[Amaryl de deken sacht]Wijze: Bella Nympha fugitiva, sciolta e priva, Del mortal tuo nobil velo: etc.Amaryl de deken sachtGa naar voetnoot+
Van de nacht,
Met sijn blaeuwe wolken buijen,
Maeckt de werelt sluimerblint
5[regelnummer]
En de wint
Soeckt de maen in slaep te suijen.
Sien jck Oost of Westen heen,
In t gemeen,
Raên de sterren mij te scheijen
10[regelnummer]
Van de straet, om slapen gaen,
En de maen
Biedt haer dienst mij t' huijs te leijen.
Maer sij driecht mij (soo ick draeGa naar voetnoot13)
Niet en gae)
15[regelnummer]
Achter t luwe bosch te dalen,
Sal ick al de wech alleen
Dan betreen
Bij de duister sterre stralen?
Neenge seij de Min ick sal
20[regelnummer]
U voor al
Gaen geleijen met mijn schichten
Dus op yemants overlast
Niet en past;
En mijn fakel sal u lichten.
25[regelnummer]
Amaryl ick stae hier veur
Dese deur,
Sal den dans noch langer duiren
Daer ghij binnen aen crioelt,
Noch en voelt
30[regelnummer]
Dese coude buiten wren?Ga naar voetnoot30)
Min, sij wort u fakel claer
Niet gewaer
Door de glasen, noch mijn clachten,
Maer ick wandel even seer
35[regelnummer]
Heen en weer.
Hoe verdrietich valt het wachten.
| |
[pagina 35]
| |
Maer siet gins, oft ooch oock mist?
Neen, sij ist.
Amaryl mijn lieve leven!
40[regelnummer]
Cephalo van waer comt ghij?
Vraechdijt mij?
Troost ick sal u antwoort geven.Ga naar voetnoot42)
C. Kond' jck leven sonder u,
Ick sou nu
45[regelnummer]
Niet gaen dolen bij de wegen.
A. Ach het harte tuichdent mijnGa naar voetnoot46)
En ick vijnGa naar voetnoot47)
Cephalo ghij comt mij tegen.
C. Schoone siele van mijn siel
50[regelnummer]
Als u viel
In u besige gedachte
Dat ick u ontmoeten sou
Denckt mijn vrou
Dat u min die bootschap brachte.
DIA.
|
|