Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend[Weet yemant beter saus als honger tot de spijsen]Wijze: Esprits qui souspirez,
| |
[pagina 31]
| |
Indien de rijcken, met beminde bedtgenotenGa naar voetnoot9)
10[regelnummer]
Veel beter sijn voorsien, dan de gemene lye
Of soo de rijckdoom waere Liefde can vergroten,
Soo dunckt mij dat jck in de rijckdoom voordeel sie.
Maer soo saletten met getapisseerde wanten,Ga naar voetnoot13)
Tegen de couw en t' nat niet meer doen als een hut,
15[regelnummer]
En t' hangsel geboorduirt om gulden ledicantenGa naar voetnoot15)
Geen commerlijcke sorch noch hete coortsen schut;Ga naar voetnoot16)
Maer soo den honger en de dorst sijn licht versadich;Ga naar voetnoot17)
Verbetert gene wijn sijn smaeck int gouden vat;
Soo wt het midden der banketten overdadich,
20[regelnummer]
Niemant met goe becoomst en smaeck, meer eet als sat;
Maer soo de cleeren die vant goudt en silver craken,
Met glinsterich gesteent en perlen dicht beseijt
Sijn geen bequamer dracht, als sijd of wolle laken,Ga naar voetnoot23)
Dat met seer luttel, oft geen steecksel is benaeijt;Ga naar voetnoot24)
25[regelnummer]
En soo een bedtgenoodt schoon, jonck, gelijck van sinnen,
Onder gemene lien die veel sijn int getal,
Lichter dan onder weinich rijcken is te vinnen,Ga naar voetnoot27)
Soo vraech ick waerom dat men rijckdoom wenschen sal.
Seijt yemant dat een mensch is tot het schoon genegen,
30[regelnummer]
Het ooch door t' schoon verheucht, door t lelijck wort gequelt,
Tis claere waerheit dat, ick hebber gans niet tegen,
Dan t' ooch eyscht geen besit, maer sien dat cost geen gelt.
Aenschouwt d' eerwaerde Son, en het bescheiden werkenGa naar voetnoot33)
Des geestige natuirs, dits schoonheit in haer cracht,Ga naar voetnoot34)
35[regelnummer]
De kunst is bootserij. Segdij doort stadich merken
Wortmen dit ras gewoon? Soo doetmen oock de pracht.Ga naar voetnoot36)
Of bidt ghij t' avontuir dat het u wil verlienen
Rijckdoom, om landt en lie te crijgen in voochdij?Ga naar voetnoot38)
Alsmen die recht gebruickt soo noemt ment amtbedienen,
40[regelnummer]
En sorch voor anderlie dunckt u dat heerschappij?
Of waendij dat de Eer alleen is bij de rijcken?
Bestont de Eer in schat, daer sij niet in bestaet,
Soo sou Fabricius voor Crassus moeten wijckenGa naar voetnoot43)
In Eer, daer hij hem nu ver in te boven gaet.
| |
[pagina 32]
| |
45[regelnummer]
Bestondt de Eer in schat, wat roemen cond' hij dragen
Eener die seijden dat sijn meeste hovaerdij
Was, dat hij had geslooft met moeijten al sijn' dagen,
En (danck rechtvaerdicheit) noijt quam hem rijckdoom bij.Ga naar voetnoot48)
Eer is het lof des Deuchts; maer hier is niet te setten
50[regelnummer]
De wanckelbaere roep des vollix licht als wint,Ga naar voetnoot50)
Tegen het braef gecrijs, en t' stadich lof-trompettenGa naar voetnoot51)
Van u vernoecht gemoet, daer Deucht haer Eere vint.Ga naar voetnoot52)
Is rijckdooms overvloet, en staet, niet waert te wenschen
En is de waere Eer t' vernoegen van t' gemoedt,
55[regelnummer]
Soo syn de wenschelijckste dingen voor de menschen
Eerlyck gemoet en luttel sorch, en matich goedt.
In plaetse dan van een van Godes beste gaven,
Soud ick vercrijgen niet dan ijdelheit en rouw,Ga naar voetnoot58)
Indien dat ick verliet om overvloet van haven,
60[regelnummer]
Om staet of swerelts eer, een waertverkoren vrouw.Ga naar voetnoot60)
D.I.Q.
23 Novemb. An. 1603.
|
|