Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendWt Petrarcha gevolcht.Se la mia vita dà l'aspro tormento.Indien mijn leven sich soo lange can verwerenGa naar voetnoot+
Tegen mijn wreet geluck en ongesiene cans,Ga naar voetnoot2)
Dat jck verdoven sie de songelijcke glans
Vrouw, van u oogen schoon, door ouderdooms vermerenGa naar voetnoot4)
5[regelnummer]
En u goudtdradich hayr in silverdraet verkeren,Ga naar voetnoot5)
En uwe lust vergaen van sanck, van spel, van dans,
Van soete boerterij, van cruit, van Rosecrans,
Van geel van groen van wit, en jncarnate cleren.
Dan sal mijn oude Min mij geven inde mont
10[regelnummer]
Vermaning van de tijt, die ghij niet recht besteden,Ga naar voetnoot10)
| |
[pagina 27]
| |
En oft dan schoon geviel dat ghij noch voorestontGa naar voetnoot11)
U merkelijcke schult met woort, en schijnbaer reden,Ga naar voetnoot12)
Soo sal nochtans een sucht diep wt uws hartsen gront,
Leetwesens bode sijn, en jck ten deel te vreden.
D.W.B.
Diana.
|
|