Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendSonnet.Mijn Vrouw, de Min, en Ick hebben een harde strijt,Ga naar voetnoot+
Daer in wij alle drye wel mochten t' onderraken,Ga naar voetnoot2)
Ick en de Min om haer geduirichlijcken blaken,
En sij bemint haer selfs de Min en mij te spijt,Ga naar voetnoot4)
5[regelnummer]
Indien dat sij t verderf door sellefsminnen lijt
De Min salt sonder haer niet lange cunnen maken,
En sterreft ghij o Min, ick sal oock moeten smakenGa naar voetnoot7)
Het eint mijns levens daer ghij t' onderhout van zijt.
Doch soo dat niet gebeurt wat hebb' ick te verwachten,
10[regelnummer]
Dan smerte van mijn smert? dan clachten van mijn clachten?
Leetwesen van mijn leet? wanhopen van mijn vrees?
Dewijl de Minne selfs mijn Joffrouw comt te vrijen,
Die selfs haer selven mint, waer vintmen weerpartij[en]Ga naar voetnoot13)
Ter werelt die soo hart een minnaer sijn als dees.
|
|