Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendSonnet.Leitsterren van mijn hoop, planeten van mijn jeucht,Ga naar voetnoot+
Vermogen oogen schoon in hemels vuyr ontstekenGa naar voetnoot2)
Als ghij u vensters luickt soo sietmen mij ontbreken
Mijns levens onderhout, een teder soete vreucht:
5[regelnummer]
Want ghij besluit daerin een saligende deucht
Vriendlijcke vrolijckheit; de Min met al sijn treken,
Jock, Lach, Bevallijckheit daerinne sijn geweken
En wat ter werelt is van wellust en geneucht.
Natuire die daer schijnt in droeve damp begraven,Ga naar voetnoot9)
10[regelnummer]
Doort missen van u glans, betreurt haer rijckste gaven,
Die gh' altesaem besluit in plaets soo nau bepaelt,Ga naar voetnoot11)
Doch nau en is sij niet, gelijck het schijnt van buiten,
Maer wijt en woest genoech om alles in te sluiten,Ga naar voetnoot13)
Daer sich mijn wufte siel soo ver in heeft verdwaelt.Ga naar voetnoot14)
D.M.V.S.
Chariclea.
|
|