De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 771]
| |
1319 (P.C. Hooft aan A.H. Hooft).1Wellieve Zoone,
2Uw schrijven van eergister quam mij eerst heeden ter handt. De 3 broeder van uwe Hospita braght het. Waar hij zich voorts hier ter 4 steede onthouden zal, is ons onbekent. Ende wen wij 't al wisten,Ga naar eind4 5 zoo waare 't ons konst te raamen hoe veel tijds hij besteedt heeft,Ga naar eind5 6 met u, aan 't leezen van Galatheus: ik denk in Fransojs. BoovendienGa naar eind6 7 kunnen wij de waarde van zijnen tijdt niet schatten. Dies moet ghijGa naar eind7 8 verneemen wat hij van andren voor diergelijk onderwijs heeftGa naar eind8 9 genooten: ende daarujt afmeeten wat hem, reedelijker wijze, van u 10 toekomt. Doch maakt het ter eere.Ga naar eind10 11Ghij zult, mijns bedunkens, weldoen, leerende tejkenen metGa naar eind11 12 Monsr Leeuwen te zaamen, om de minste kosten. Een gemeenGa naar eind12 13 uur te vinden, zal, mein ik, niet zwaar vallen: ende ik acht dat ghij, 14 leerende gelijklijk, eerder meer dan min zult vorderen. Want, inGa naar eind14 15 gezelschap valt meer bedenkens op de dingen, meer vraaghensGa naar eind15 16 naa reede en weederreede. De naarijver oft aemulatie prikkelt ookGa naar eind16 17 tot vlijt. 18De boeken die de H. Professor oordeelt u nut oft noodigh te 19 weezen, mooght ghij wel koopen. 20Dat ghij de lessen van den H. Goolius gaat hooren, gevalt mijGa naar eind20 21 wel: ende, zoo u, om dezelve te beeter in te neemen, eenigheGa naar eind21 22 boeken ontbreeken, ziet ze te bekoomen. 23'T geldt, dat ghij aan 't dansen en schermen hebt te besteeden, om 24 volmaakter in die oeffeningen te worden, staa ik u geirne toe, mits 25 dat ghij alle zujnighejt behartight, zoo veel als de eere lijden kan. 26 Ghij doolt dikwijls in 't spellen van uw Neederduitsch. Let op 27 het mijne; en volght het. 'T Latijnsche Nunc is in onze taale Nu, 28 niet Nuij gelijk ghij spelt. Ik, daarbij behoeft geen c; nochtansspelt 29 ghij Ick. Esse schrijft ghij in Duitsch sijn: 't moet zijn door z w eezen.Ga naar eind29 30 Als ghij onderteekent in Nominativo, gelijk ik blijf U.E. zoon, zoo 31 moet het zijn Onderdaanighste zoon, niet Onderdaanighsten. Want 32 men declineert dus, als volght: Nominativo Uw onderdaanighsteGa naar eind32 33 zoon: Genitivo, Uws onderdaanighsten zoons: Dativo, Uwen 34 onderdaanighsten zoone: Accusativo, Uwen onderdaanighsten 35 zoon: Ablativo, van uwen onderdaanighsten zoone. 36Dit vermaan ik op dat ghij ook beneirstight uwe moederlijke taalGa naar eind36 | |
[pagina 772]
| |
37 wel te schrijven en te spreeken: waar toe u dienstigh zijn zal, bij 38 wijlen, wat in mijne Historien te leezen. 39Mijne voorighe gezontheit heb ik noch niet weeder bekoomen, 40 op veel naa. Doch de koorts heeft mij verlaaten. Maar ik looz veelGa naar eind40 41 graveels, en kleine steentjens. Heb geen' lust tot eeten, ende nuttigh 42 niet dan zoo veel als noodigh is om 't lijf te behouden. Ghij mooght 43 denken oft ik zwak ben. God verleene mij 't zaalighste: u meede: 44 dat bidt hem, neevens hartlijke groetenis van mij ende uwe moeder, 45 die u op maandagh denkt te antwoorden, van ganschen gemoede,Ga naar eind45
46Uw t'uwaarts zeer toegenejghde 47Vaader, 48P.C. Hóóft. 47T'Amsterdam, den 4827en in Wijnmaant, 1646. 49Deeze is om morghen met d'eerste schujte te gaan.Ga naar eind49
50Als ghij uwen naam in Dujtsch schrijft, zoo stelt, niet Arnoldus, 51 maar Arnout.
Instructies. |
|