De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 682]
| |
1264 Aan den zelven Rentmr (zie 1260).1Mijn' Heere,
2Voor de communicatie, mij aangebooden bij U. Eed. schrijven vanGa naar eind2 3 den 14en deezer, bedank ik U. Eed. hooghlijk, zonder nochtans 4 geneeghen te zijn omme mij, met zaaken van 't beroep uwer Eed.Ga naar eind4 5 (naardien de zelve eenen substitujt in mijnen quartiere heeft) vorderGa naar eind5 6 te bemoeijen, dan dat ik, wanneer mij ijets voorkomt, dat d'Es-Ga naar eind67pargne aangaat, U. Eed. volghends mijne instructie des zal ver-8wittighen, ende vermaan daaraf in mijne reekeningen maaken; 'tGa naar eind8 9 en waare dat de dienst van de Graaflijkheit ofte van U. Eed. ijets 10 meer van mij quaame te vereischen. Belangende den schout van 11 Naarde: die ontkent wel expresselijk d'ontughtighe ende irreve-Ga naar eind1112rentste woorden, verhaalt in den brief van Gerrit van der Zoest, oijtGa naar eind12 13 gesprooken, jaa gedacht te hebben: maar niet, dat hij, geirriteert 14 door calumnieus en spijtigh spreeken van den zelven Van der Zoest,Ga naar eind14 15 wiens Commissie hij niet gezien had, tot eenighe haastighe woordenGa naar eind15 16 is vervoert, zich hoedende nochtans van ijet te zeggen dat teeghens 17 de waarheit streed. Indien nu van der Zoest het contrarie weet te 18 bewijzen, ende U. Eed. goedtvindt klachte daaroover te doen: 19 mijn' meening is geenszins den voorzeiden schout (hoewel hij mij, 20 door eenighen der notabelste regenten van Naarde, als de bequaam-21ste persoon hunner steede tot dat ampt, is aangepreezen) in zijnGa naar eind21 22 ongelijk te verdaadighen: maar veel meer te betoonen, dat ik benGa naar eind22 23 ende blijf, met eerbiedighe groetenis, 24Mijn' Heere, 25U. Eed. 26Dienstwe dienaar, 27P.C. Hóóft. 26T'Amsterdam, den 18en 27Apr. 1645.
G. Pauw, de rentmeester van de Espargne, heeft Hooft een mededeling gestuurd waaruit mogelijk enige wrevel over de in 1260 besproken controverse tussen de schout van Naarden en de onderschout van 's-Graveland, en het door Hooft ingenomen standpunt, blijkt. |
|