De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 622]
| |
1231 (H. Hondius aan C. Huygens).1Seer Edele, wijse en voorsienige Heere,
2Mij verlatende op UEd. goedertierenheijt, welcke wete de religieGa naar eind2 3 en de vrome soect voor te staen en de verdructe te helpen, soo 4 kome tot UEd. met mijn vriendelijck bidden en versoeck, nietGa naar eind4 5 voor mij self, maer voor een seecker gemeente van een dorp,Ga naar eind5 6 genaemt Huijsen in Goijlant, alwaer over de 400 conununicantenGa naar eind6 7 sijn en maer 2 papisten. T is alsoo, mijn E. Heere, dat aldaer door den 8 H. Drost van Muijden over 4 jaren is ghestelt geweest een officierGa naar eind8 9 ofte schout, die sodanich met der tijdt is geworden van quaet leven 10 en comportement, dat hij onweerdich is, niet alleen dit ampt teGa naar eind10 11 bedienen, maer selve in een eerlijck dorp ofte ghemeente te leven.Ga naar eind11 12 Want bovendien dat hij een vuijlen dronckaert is, soo misgaet hijGa naar eind12 13 hem met vechten, smijten, schelden, vrouwen slaen, hoererije nietGa naar eind13 14 vergeten, iedereen te lasteren en te schelden, ja selfs de gerechtenGa naar eind14 15 aldaer, die gewelt aendoende, met de religie spottende en met 16 Godts woort, geen kercke frequenterende in somma hem dragendeGa naar eind16 17 als een dul mensche. Dat ick dese dingen wete, komt doordien ick 18 in desen dorpe seer wel ben bekent, om dies wille mijn broederGa naar eind18 19 daer lange jaren is predicant geweest, en naer dato mijn sustersGa naar eind19 20 man, en oock nu omdat daer een huijs heb laten bouwen om mijGa naar eind20 21 des somers te verhouden en mijn studie in mijn eenicheijt te 22 vervolgen, sijnde de plaetse seer gesont en vermaert om de goede, 23 vreedsame en werckelijcke boeren. De saecke nu van desen schoutGa naar eind23 24 en boeren sal dienen voor de EEd. Heeren vande Reeckencamer,Ga naar eind24 25 sijnde tot dien eijnde dito schout ende die van den gerechte tegen-26woordigh aldaer in den Hage, en brengers van desen. Ende, alsooGa naar eind26 27 het schijnt, soo wort desen schout de hant boven 't hooft gehouden 28 van den Heere drost; om wat reden, can men bedencken, alsooGa naar eind28 29 dito schout geen costen spaert. Ende alhoewel die van den 30 gerechte verscheijde malen bij den drost hebben geweest en met 31 bidden aengehouden om van hem ontslagen te sijn, hem voor-32leggende met blijckelijcke en actuale getuijgenissen het quaet levenGa naar eind32 33 en comportement van ditto officier, soo hebben sij bij hem nietsGa naar eind33 34 connen obtineren, waeromme sij als nu ten laesten comen om te 35 verschijnen voor de camer van EE. Heeren van de Reeckenkamer 36 om hulpe en troost in hare saecke. En alsoo ick wete, mijn EE. | |
[pagina 623]
| |
37Heere veel vermach, niet alleen en bij alle H. cameren, maer oockGa naar eind37 38 bij desen, soo bidde om de liefde Godes en sijne kercke, dat mijn 39 EE. Heere gelieve de behulpelijcke hand dese bedroefde gemeente 40 te bieden mits een oft meer van de EE. Heeren van ditto collegie inGa naar eind40 41 haer faveur te willen aenspreecken, op dat die goede vrome liedenGa naar eind41 42 niet werden langer en meer onderdruckt. Bidde om vergiffenisse 43 van mijne stouticheijt en verhope, dat van mijn EE. Heere te beter 44 sal werden geëxcuseert, omdat de saecke niet is mij betreffende, 45 maer Gods kercke en gemeente; bidde oock om een favorabele 46 andtwoordt aen brenger deses, en bidde eijntlijck de goede Godt, 47 dat hij mijn EE. Heer gelieve te verleenen een lanck en gelucksalich 48 leven, blijvende alletijt 49Mijn EEd. Heere 50Uwe seer dienstwillige dienaer
52Henricus Hondius. 51In Huysen in Goijlandt, 52desen 24sten Novembris 531644.
Hendrik Hondius was een aanzienlijk uitgever te Amsterdam, vooral van kaarten (de atlas van Mercator). Vgl. NNBW VIII, 807. |
|