1224 (P.C. Hooft aan A.H. Hooft).
1Dilecte fili,
2Duplici me perfudere gaudio, cum litterae tuae, tum earum argu-3mentum. Hoc enim diligentiam, quae neque successu caruit, 4 ardoremque animi ad praeclara tendentis, egregie testatur: et illae 5 puriorem Latinitatem redolent, quam quae nuper praecesserant. 6 Insta modò coeptis: studioque indefesso, aemulos, conantes tibi 7 viam ad obtinendum dignissimum praemium praecludere, suis 8 locis deturbare perge. Id si praestiteris, gratissimus eius rei nuncius, 9 die Jovis proximo, ut spero, nobis, et hospes, etiam uno et altero 10 sodali comitante, aderis. Nec minus ex eo voluptatis captura videtur 11 soror Constantia, quae amantissimis te litteris Roterodamum 12 invitat. Quod de aegrescente indies pede Domini Rectoris refers, 13 maerorem mihi adfert haud mediocrem. Saluta ipsum, Domi-14namque ejus conjugem, meis, matrisque tuae, et sororis Christinae 15 verbis: ijsdemque valere te jubeo
16Tuus in te pronissimus
17pater,
18P.C. Hoofdius.
17Mudae in arce. III Nonas
18Septembreis. MDCXLIV.
vertaling
Beminde zoon,
Met een dubbele vreugde hebben mij overgoten enerzijds uw brief, anderzijds de inhoud ervan. De laatste immers legt van een vlijt, die bovendien met goeden afloop is bekroond, en van een geestesvuur, dat naar het uitmuntendste reikt, uitstekend getuigenis af; de eerste geurt naar een zuiverder latiniteit dan de brieven, die nog kort geleden waren voorgegaan. Laat alleen niet af van wat ge zijt begonnen en ga voort, met onverdroten ijver de mededingers, die pogen den weg tot het behalen van het waardigst loon u af te snijden, uit hun stellingen te werpen. Als ge dit hebt gepresteerd, zult ge als de ons meest welkome bode van dat bericht, op den komenden donderdag, naar ik hoop, te onzent verschijnen en ook als gastheer, terwijl nog één en een tweede vriend u vergezellen. Niet minder genoegen schijnt daaruit te zullen putten uw zuster Constantia, die met de liefste brieven u naar Rotterdam inviteert. Wat ge bericht over den voet van den Heer Rector, die met den dag pijnlijker wordt, doet mij buitengewoon leed. Groet hem en Mevrouw zijn echtgenote, uit naam van mij, uw moeder en zuster Christina; en uit naam van de zelfden vaarwel gij.
Uw u zeer toegenegen
vader
P.C. Hooft.
Muiden, op het Slot
3 september 1644