De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3

(1979)–P.C. Hooft– rechtenstatus

Regelnummers proza verbergen

[pagina 535]
1179 Mijn Heere Mijn Heere Hooft Ridder, Baljeu van Goijlandt, ende Drost Tott Muijden Loont. 1Mons^r mon frere, 2UEd noodinghe om tegens Zaeterdach met mijne Huisvrouwe 3 aldaer te verschijnen, komt mij zoo wel tetijde dat ick verhoopeGa naar eind3 4 UEd geliefte, gelijk als mijne toegeneghentheijt daerinne teGa naar eind4 5 voldoen. Ick stae gereet om nae Amesfoort te gaen met mijneGa naar eind5 6 Huisvrouwe ende broeder, ende van daer hoope ick UEd. tegens 7 Zondach's middaegs tot Muijden te comen vinden. MidlerwijleGa naar eind7 8 beveele UEd met Juff^r Zuster ende de haere in de bescherminghe 9 Godes, ende blijve, nae hartelijke en eerbiedighe groet[-] 9aUEd 10Verplichte, dienstw^ste broeder 11J Baeck. 10In Amst. 3 Sep^t 111643. donderdach uchtent. Over een uitnodiging.	[tekstkritische noot]Origineel. UBA II C 9.400^v = versopag. 12. T. Het eind van r. 9 is in de rug gebonden. eind3 zoo wel tetijde: zo goed gelegen. eind4 UEd geliefte: uw goeddunken, welbehagen; toegenegentheijt (met epenthetische t): genegenheid, vriendelijke gezindheid. eind5 Amesfoort was een variant. eind7 comen vinden: bezoeken.