De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 527]
| |
1174 Aan mijn Heere, Mijnen Heere *J.G.*Ga naar voetnoot+ Vossius, Professor der Historien, op de Oudezijdsachterburgwal, bij het Oudemannenhujs, tot Amsterdam.L.
1Quin humanissimis, immò divinissimis tuis litteris, hoc vespere 2 demum mihi traditis, (cum crastinum omnem diem Nardae mihi 3 occupatissimo transigere necesse sit) raptim respondeam, non 4 possum: minùs me tanto, quo dignaris, honore fraudare. Faxo 5 itàque ut me sistam, die condicto; tuoque, et elegantissimorum 6 hominum consortio fruar. Quibus cunctis, simulque lectissimis 7 feminis, uxori et nurui, tibique inprimis, et niveo illi animi candori, 8 me commendo, prestaturus aeternum, probaturusque, ut spero, 9 tibi, tuisque, quos valere jubeo, 10Virorum summe, 11Obsequentissimum amicum 12P.C. Hoofdium. 13Mudae, in arce, XV Kal: Septemb: MDCXLIII.
vertaling
Dat ik op deze brief van u, zo van humaniteit, wat zeg ik, van diviniteit vervuld, dezen avond pas aan mij ter hand gesteld, in haast (haast, daar ik genoodzaakt ben, geheel den dag van morgen vol beslommeringen te Naarden door te brengen) meteen antwoord, kan ik niet laten; nog minder, mij van de zo grote eer, die ge mij waardig keurt, beroven. Ik zal dus zorgdragen, dat ik mij present meld op den aangekondigden dag en van de gemeenschap met UEn met die lieden van den fijnsten smaak geniet. Aan hen allen en tevens aan de uitgelezen vrouwen, uw gade en uw schoondochter, en uzelf in het bijzonder en die blanke oprechtheid van uw geest, beveel ik mij aan, ik die mij eeuwig zal betonen en bewijzen, naar ik hoop, voor UEn de uwen, welke ik laat groeten, voortreffelijke Vos,
Te Muiden, op het Slot. 18 augustus 1643. den onderdanigsten vriend P.C. Hooft. |
|