De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 520]
| |
1170 Aan mijnen Heere, Mijnen Heere Joachim van Wikkevoort, Ridder, Raadt ende Resident haarder Hoogheit van Hessen, in de nieuwe houtstraat in Den Haage(v. Wickev.: 9 Aoust 1643 M. Hooft) L.
1Mijn' Heere ende Neeve,
2De oovervloedt van eere en genoeghen, ontfangen van U: Eed: 3 Gestr: heeft zich zoo krachtelijk t'onzen gedachte ingedrukt, dat hetGa naar eind3 4 noch niet anders weet te doen, dan de zelve te erkauwen,Ga naar eind4 5 Animus, quod perdidit, optat,Ga naar eind5 7Wij bedanken dan U: Eed: gestr: niet alleen voor de siere, maar 8 ook voor de naasmaak, die ons ongeduldelijk doet verlangen naa 9 't genot van U: Eed: Gestr: jeeghenwoordigheit alhier. WaarenGa naar eind9 10 onze pruimen onzes vermaaks in den Haaghe deelachtigh geweest, 11 zij zouden zich (laat ik mij dunken) bet gespoeit hebben met rijpen,Ga naar eind11 12 om U: Eed: Gestr: zoo veel te eerder tot de herwaartsrejze te 13 beweeghen. Nu schijnen ze meer naa 't onguure weeder geluistertGa naar eind13 14 te hebben, dan naa onze wensch; ende zien zich noch niet in staate 15 om ijemant grootlijx te bekooren. Doch, indien 't U: Eed: Gestr: 16 gelieft en geleeghen is, met den eerste oover te koomen, wij zullen 17 trachten het gebrek van dat ooft met andre gedienstigheeden te 18 boeten. 19Daarentussen, mijn' Heere, heeft mijn' Huisvrouw vernoomen naaGa naar eind19 20 het taafellaaken, volghends den last van Mê Vrouwe U: Eed. Gestr: 21 gemaalinne; maar bevonden dat het verkoft was. Maar de vrouw 22 zeidt, dat zij ander op het veldt heeft, het eene van zes, het anderGa naar eind22 23 van twaalf gulden de elle. Zoo 't een oft het ander U: Eed: Gestr: 24 gaading is, gelieve ons orde te geeven, ende wij zullen die achter-Ga naar eind2425volghen. 26Hierinne gaan de teekeningen van den waapensnijder. Onze 27 dochter van der Perre heeft het beste behaaghen in dat met het 28 kransken, waarinne het haare met dat van haaren man gevoeght is. 29 Zij bidt dat het voorts mooghe afgedaan worden, ende hetGa naar eind29 30 tin gezonden op Uitrecht, aan Jan van der Perre, op het Preekheeren 31 kerkhof: ook de reekening, op dat men 't geldt ooverschikke. | |
[pagina 521]
| |
32U: Eed: Gestr: vergeeve haar ende ons deeze moeite, die wij haarGa naar eind32 33 doen, op hoope van vereert te worden met haare geboden, in gelijke 34 oft meerder geleeghenheit. Wij gebieden ons alle, op 't needrighste,Ga naar eind34 35 in de beste gunste van U: Eed. Gestr: ende van Mê Vrouwe UEed: 36 Gestr: gemaalinne, ende kussen, bij verlof van U: Eed: Gestr: 37 haare waarde handt, met de eerbiedenis, waartoe zich ten hooghste 38 verplicht vindt, 39Mijn' Heere ende Neeve, 40U: Eed: Gestr: 41Onderdaanste, ootmoedighste 42dienaar, P.C. Hóóft. 43U: Eed: Gestr: gelieve onzer allen hartlijke groete en gebiedenis 44 te vertoonen aan de Joffren Nichten en den Heere Barlaeus, samtGa naar eind44 45 zijner E. dochter Joffre Anna, ende Joffre Poets; zonder te vergeeten 46 Mijnen Heer den Raadsheer Doublet, wen U. Eed. Gestr. komt 47 zijner Eed: t'ontmoeten. Het zelfste zij gezeidt, noopende den 48 Heer Verburgh.Ga naar eind48
49Van den Hujze te Mujde, 506 Aug: 1643.
Complimenten. - Boodschappen. |
|