De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 509]
| |
1164 Aan den Heere Caspar Barlaeus, t'Amsterdam.1Mijn' Heere,
2U. E. vertrek, op zondagh lestleeden, aanschoud' ik met een 3 treurigh en meêdooghendt oogh: dewijl UE. in plaats van 't gemak 4 der schuite, zich met den schokkenden waaghen moest lijden, enGa naar eind4 5 boovendien, aarzelings vaaren. Doch ik troostte mij met den troost,Ga naar eind5 6 dien U. E. daarujt scheppen moght, dat U. E. zoo fraaij een'Ga naar eind6 7 weeduw voor zich, en zich nochtans gestaadelijk van haar gevolghtGa naar eind7 8 zagh, zoo snellijk als twee paarden loopen konnen. Waare zij zoo 9 veel jonger dan U.E. als zij ouwder is, ik zoude haar beklaaghen,Ga naar eind9 10 die 't, in twee uuren tijds, niet gelukken wilde, met voorwaarts gaanGa naar eind10 11 eenen achterwaartsgaanden weeuwenaar t'onderhaalen. Nu laat ikGa naar eind11 12 mij dunken dat zij 't slechts om den deun deed. Eergister bezochtGa naar eind12 13 mij een Predikant van der Goude, en beloofde mij eenighe merk-Ga naar eind1314waarde gedenkenissen van daar te verschaffen, indien ik eenGa naar eind14 15 gedenkenisken, gelijk 't geene hierin gaat, aan U.E. zonde, om 16 behandight te worden aan zijnen zwaagher, en voort bestelt doorGa naar eind16 17 den zelven, uwer E. handtarst, oft (om met den H. de Groot te 18 spreeken) wondheeler, die 't van U.E. zoude koomen haalen. 19 U. E. gelieve mij deeze aanverging, en teffens de soobere siere, hierGa naar eind19 20 genooten te vergeeven, op hoope van een' beeter wanneer Tessala 21 de sause zal zijn. In welken toeverlaat zich op 't hartelijkste t'uwer 22 E. gebiedt, 23Mijn' Heere,
24Van den Hujze te Mujde, 25den 18en van Zoomermaant 26des jaars 1643 24U.E. 25Onderdaane, Toegedaane dienaar 26P.C. Hóóft.
Grapjes over een weduwe. - Een boodschap van Ds. Everwijn die Hooft bezocht heeft en hem gegevens wil verschaffen over het begin van de opstand. |
|