De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 484]
| |
1148 Aan den Heere Jacob Cloops, Advocaat tot Brussel.1Mijn' Heere,
2U.E. jongste schrijven aan mij is althans meer dan een jaar oudt. 3 Ik had gehoopt, dat U.E. volghends onze laaste afschejdt, zoudeGa naar eind3 4 geproeft hebben, oft, voor mijn' Hujsvrouw 't genot der goedren 5 van 't Majoraat, die onder contributie leggen, naamentlijk van deGa naar eind5 6 renten, bezet op het Marquisat van Berghen, te bekoomen waare.Ga naar eind6 7 Maar hebbende, in zoo lang eenen tijdt, geen' kundschap van U.E.Ga naar eind7 8 vernoomen, ducht ik, dat U.E. door gestaadighe beezighejt met de 9 zaake van haare Exe van Hohensoller, is verlet geweest. Ik beken,Ga naar eind9 10 dat het wightighste werk wel eenigh recht tot voorgaan heeft: 11 maar bid U.E. het onze daarentussen niet ganschelijk te vergeeten. 12 Het ujtstellen van dien heeft ons, tot nu toe, te min verdrooten, 13 dewijl mijn' Hujsvrouw, om dat men daar haare Neutraliteit inGa naar eind13 14 twijfel trekt, niet scheen, wen 't proces al gewonnen waare, 15 lichtelijk in bezit van 't Majoraat te geraaken, dan bij het treffen van 16 pais oft bestandt, die bejde verre te zoeken scheenen. Maar 17 jeeghenwoordelijk, met de verandering van 't aanschijn der dingen 18 in Vrankrijk, door de doodt van den Cardinaal, zoud' het, mijnsGa naar eind18 19 bedunkens wel kunnen gebeuren, gelijk ook hier sterke geruchten 20 gaan, dat men, eer lange, in handeling van vreede traade. Ende ge-21merkt het beeter waare, teeghens dien tijdt, een ejndt van 't procesGa naar eind21 22 te hebben, dan noch daarnaa een' wijle te plejten, zoo is mijn zeer 23 dienstigh verzoek, dat U.E. gelieve de zaak met allen ernst te 24 bevorderen. Indien wij koomen te booven te staen, en mijn' Hujs-25Ga naar margenoot+vrouw in vreedigh bezit van 't Majoraat wort gestelt, wij zullen 26 U.E. de vruchten van 't eerste jaar, ten danke, laaten volghen, endeGa naar eind26 27 verplichten ons daartoe bij deezen. Ik bid dan andermaals, dat U.E. 28 gelieve alle mooghelijke neirstigheit daaraan te besteeden, ende mij 29 met den eerste, van den staat der zaake te verwittighen. Waartoe 30 ik mij verlaat, blijvende 31Mijn' Heere, 32U.E. 33Onderdaane, toegedaane dienaar, 34P.C. Hóóft. 33T'Amsterdam, 342en Martij, 1643 | |
[pagina 485]
| |
Klacht wegens gebrek aan activiteit. |
|