De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 452]
| |
1130 (D. Graswinckel aan P.C. Hooft.)1Mijn heer
2Het heeft UE.Ed: belieft mij met de daed selffs te doen gevoelenGa naar eind2 3 dat het weesen vande gansche Christen werelt, met eeuwich 4 duijrige weldaed aen sich te verplichten, denselven alsoe licht om 5 doen is, als het is mij ende mijne onvermogentheijt, door soe wel te 6 groote als onverdiende beleeftheijt, in het onghereed te brengen. 7 Edoch sulcx is den geenen dewelcke neffens U.E.Ed. de siele op eenGa naar eind7 8 goede plaets hebben, aengebooren, dat sij, in volstandigheijt vanGa naar eind8 9 anderen wel te doen, sonder ommesien voorts vaeren, gunst op 10 gunst hopen, t' nevens staende verbij schieten, ten topwaertsGa naar eind10 11 stijgen, ende als alles off achter de rugge gelaeten is, ofte nijetGa naar eind11 12 anders als van om hoogh ende benedens voets aengesien en kan 13 werden, sich selven in het laetste aen te grijpen, sich selven nergensGa naar eind13 14 in wangelijck te willen sijn, te verwinnen, ende soe veel doenlijck,Ga naar eind14 15 hem aldernaest te volgen, dien wij nijet minder om sijne goed-16dadigheijts wille lieven, als wij hem eeren ende ontsien wegens 17 sijns machts oneijndelijckheijt. Rond ende uijtborstich sprekende,Ga naar eind17 18 vinde ick mij, als ick mijn oogen slae op alles, soe wes mij van tijdeGa naar eind18 19 te tijde, door U.E.E. goede jonste, en toeghekomen, en bejegentGa naar eind19 20 is, soe seer overtuijght; dat ick met eenen stom sij, jae selfs oock totGa naar eind20 21 daer en toe verbluft, dat, ten waere ick mij selve bereijt endeGa naar eind21 22 over volboodigh erkende tot alle trouwe, dienst, ende danck-23baerheijt, mij oock ondanckbaer soude hebben te noemen: ende datGa naar eind23 24 met reeden. Soe wie nijet en weet, dat het booven ende buijtenGa naar eind24 25 allen danck ende bedanckens macht is, t' gunt U.E Ed: mij nuGa naar eind25 26 verwaerdicht heeft toe te schicken, die en kan geen redelijck 27 mensch sijn. Het sij men sie op de hooghwaerdicheijt vande stoffe,Ga naar eind27 28 selfstandigheijt van een onverbroocken vervolgh, doordringend 29 oordeel, onbenevelt gevoelen, in alles een ongeschaerde vrijheijt,Ga naar eind29 30 ende in soe grooten verwerringhe van toevallen, rampspoedicheijtGa naar eind30 31 van saecken ende menschen, alles eeven gaeff, eeven vierkant,Ga naar eind31 32 sonder aenstoot, sonder krinck, men is gedwongen, men kan nijetGa naar eind32 33 ofte men moet bekennen dat het nijet alleen boven t' gemeene,Ga naar eind33 34 maer boven den mensch, ende aen het alderbestuijrend weesen inGa naar eind34 35 kennis ende opmerck dichtst bijkomende, ende met een woord,Ga naar eind35 36 daertoe aldernaest voortgetogen ende opgevoert is, werwaertsGa naar eind36 | |
[pagina 453]
| |
37 heen U.E Ed: sijne goede opvoedinge, ouderen ende eijgen deugd, 38 lieffde tot het lieve vaderlandt, altijt hebben aengedreven, ende nijet 39 en konnen off sullen laeten aente drijven. De eer blijve U.E.Ed: soeGa naar eind39 40 wel als t' vernoegen ende het genot aen ons. Geen tijt sal soe 41 ongesegent, geen naesaetschap hiernaer te verwecken, soe verre vanGa naar eind41 42 ons off kennis van ons en onse saecken, versteecken syn, ofte 43 U.E.Ed: naem soe wel, als [de] dese waerde voort teeling van soeGa naar eind43 44 hoogh begaeffden verstant sullen in ende door alle eeuwen door-45dringende, recht overeijnd ende hoogh verheeven staen, in luijster 46 onbeswalckt, boven argwaen, boven nijt, ende tot s' wereltsGa naar eind46 47 uijterst weesen toe, nijet min geroemt als gesegent. 48Ick zy ende blyve 49Mijn Heer 50UE E onderdaenichsten 51ootmoedichsten dyenaer 52Theod. Graswinckel. 53Hagae 2 Xber 1642.
Dirck Graswinckel, vgl. 433, beantwoordt de toezending van de Nederlandsche Historiën met de uitbundigste dankbetuiging. | |
[pagina 454]
| |
N.B. ‘U.E.Ed.’: Graswinckel staat bijna alleen met deze afkorting. Vgl. 1027. |
|