De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 432]
| |
1116 Aen den Heere Franchojs Fagel, Eersten Raadt in den Hooghen Raade, in den Haaghe.1Ede etc.
2Hoewel ik altijds van harte gewenscht heb, de goede ende ouwde 3 geneeghenheit Uwer Ed. t'mijwaarts, te erkennen met bewijs van 4 dankbaarheit in dingen van grooter gewight, het laat ondertussenGa naar eind4 5 niet mij zeer lief te zijn, dat U. Ed. zich gewaardight, mijnen dienst 6 te gebrujken in een' zaake zoo gering, als de geene, die mij wort 7 aanbevolen bij U. Ed. welaangenaam schrijven van den xviijen 8 deezer. Ende heb ik, dienvolghends, den geappoincteerden Joris 9 Spiet geirne veroorloft, dat hij, dewijl hem zulx best geleeghen is,Ga naar eind9 10 zijn' woonplaats blijve houden tot Delft. Noopende de wachten, 11 die doch niet zwaar zijn, ende meest om de wijze t'onderhouden,Ga naar eind11 12 zonder 's nachts eenighe schildwachten ujt te zetten, gedaan 13 worden; heb ik hem gezejdt, dat ik eenighe zwaarigheit vond in 14 hem daaraf te vrijen, ende dat hij de zijne diende te besteeden, om 'tGa naar eind14 15 onbenoeghen der geenen, te verhoeden, die gewoon zijn de zelve 16 waar te neemen, ende zich dunken laaten, dat men hen, als meedeGa naar eind16 17 zeer zwak van leemte oft ouderdoom, niet min dan andren behoort 18 te verschoonen. Niettemin, ten opmerke van de zonderlinge gunsteGa naar eind18 19 hem toegedraaghen van U. Ed. die mij daarmeede doet oordeelen,Ga naar eind19 20 dat hij een zeer eerlijk persoon moet zijn, zal ik oover mij neemen,Ga naar eind20 21 hem wachtvrij te houden. 'T welk U. Ed. gelieve hem bij 22 geleeghenhejt bekent te maaken. Hij is, op gister, van hier naaGa naar eind22 23 Mujde gegaan, om zich te doen aanteekenen op de rolle, bij deGa naar eind23 24 Burghermeesters aldaar, op dat zij hem, gelijk anderen, ook 25 booven zijn tractement, doen genieten het logijsgeldt. Van daar 26 meint hij te rejzen naa IJselstein, om zijn appoinctement te 27 vertoonen aan den schrijver oft solliciteur, door wien deGa naar eind27 28 geappoincteerden hunne betaaling ontfangen.Ga naar eind28 29Wijders, Mijn' heere, gelieve UEd. mij te goede te houden, dat ik 30 U. Ed. bij deezen wel eerbiedelijk bid, mij te begunstighen met 31 alle moghelijke vorderinge der zaaken, waa<r>af mijn Procureur,Ga naar eind31 32 brenger dezes, U. Ed. spreeken zal: gelijk ik bid den Almoghende, 33 UEd. samt Mê Vrouwe U. Ed. gemaalinne, ende alle die U. Ed. 34 lief zijn, in heilzaamen staate altijds te bewaaren, blijvende, 35 Ed. etc. | |
[pagina 433]
| |
36U. Ed. 37Onderdaane, ootmoedighe 38dienaar, 39P.C. Hóóft. 38T'Amsterdam, 22 39Sep. 1642.
Fagel heeft een gunst voor een geappointeerde gevraagd, die Hooft, voor zover mogelijk, inwilligt. - Hij herinnert Fagel aan zijn processen voor de Hoge Raad. |
|