De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 280]
| |
1035 Aen den Heere Gerart Staekmans, gemaghtighden Raedsheere der Ed. Grootmo: H.H. Staeten van Vrieslandt ofte welwaerdigh Lidt van 't amtgenootschap der Ed: Grootmo: H.H. Gemaghtighde Staeten van Vrieslandt, tot Leeuwaerde.1Mijn' Heere,
2De bewustenis mijner oprechte geneghenhejt ten dienste van U. Ed.Ga naar eind2 3 heeft mij altijds verboden te twijfelen aen de onverganklijkhejt van 4 haere gunste t'mijwaerts. De quijni<n>g Uwer Ed heb ik totGa naar eind4 5 verschejde rejzen, met zeer gevoelijke droeffenis, vernoomen;Ga naar eind5 6 meermaels daernae verneemende, ujt vreeze voor een verlies,Ga naar eind6 7 waerin mij, nevens 't gemeene deel des Vaederlands, 't mijne in 't 8 bezonder zoude te draeghen staen. Derhalven schep ik geen' geringe 9 verquikking ujt haere beternis; en deze ujt U. Eds schrijven aen denGa naar eind9 10 H. Beverwijk, 't welk zij zich gewaerdight heeft, met die welaer-Ga naar eind1011dighe vejrsen, mij toe te vejrdighen; ende teffens mij haere behulp-12zaemhejt, tot goedmaeking der schuldt van dat Landschap aen mij,Ga naar eind12 13 te gemoete te draeghen. Het bondtschrift is losbaer met 6000 glGa naar eind13 14 hooftgelds; 't verloop over vijf jaeren en een half, verscheenen opGa naar eind14 15 gister, klimt ter somme van 2320 gl. Maer, jujst te gelijk met U. 16 Eds welaengenaemen brief, ontfing ik kundschap, hoe HansGa naar eind16 17 Harmanszoon de Vries, ondburghermeester van Harlingen, 18 gemaghtight van mij, bij mangel van andren toeverzight om 'tGa naar eind18 19 mijne te bekoomen, voor mij gekoft had een stuk lands van 100 20 pondemaeten, geteekent No 292, geleghen tot Hartwaerdt, voor deGa naar eind20 21 somme van 8800 ggl. Doch slae ik daerom u. Eds heusche aen-22bieding niet af; alzoo 't lichtlijk geschieden konde, dat mij haerGa naar eind22 23 voorstandt, zelfs in dezen, te staede quaem. 24Noopende den oorsprong der Nederlandsche beroerten, heb ikGa naar eind24 25 niet anders kunnen ujtvorsen, dan 't geen voor dezen bij U. Ed.Ga naar eind25 26 gezien is. Moghte mij leezing van 't opgespeurde door U. Ed.Ga naar eind26 27 gebeuren, ik zoude, om met die eere haerder vrundschap te pron-28ken, mijne Gladbeeken, oft, om beter te zeggen, Kladbeeken,Ga naar eind28 29 gejrne door bijstelling van zoo eenen diamant, beschaemen laeten:Ga naar eind29 30 gelijk ik mij beschaemt vind, over mijn' armoede, die geenen raedt 31 weet, om de kleinoodjen, mij van UEds Latijn toegeschikt,Ga naar eind31 32 eenighszins te vergelden, dan met geleent goedt. Het zal (vertrouwGa naar eind32 33 ik) nut zijn om de weêrsmaek dezes geschrifts, ujt UEds ooren teGa naar eind33 | |
[pagina 281]
| |
34 spoelen; en misschien haer bij wijlen doen denken aen den ejghen-Ga naar eind3435doom, waerin zij bezit het hart, 36Mijn' Heere, van 37U. Eds 38Ootmoedighsten, onderdaensten 39dienaer, 40P.C. Hóóft. 38Van den Hujze te Muide, 39den 5en in Oestmaent. 401640.
W. Staekmans heeft zijn hulp aangeboden voor inlossing, door Friesland, van het door Hooft geleende geld. Hooft dankt hem en houdt zijn hulp graag te goed, want De Vries heeft juist met Hooft's machtiging een van de stukken land, die Friesland als delging aanbood, gekocht, maar dat behoeft het einde van de moeilijkheden niet te betekenen. - Hooft is dus op zijn weigering, in deze vorm van schulddelging te treden, teruggekomen (1001). Hoe dit in zijn werk gegaan is, en hoe Hans Harmanszoon de Vries, oudburgemeester van Harlingen, tot het behartigen van Hooft's belangen gekomen is, blijkt uit de correspondentie niet. Waarschijnlijk heeft Ds. Sixti, die hulp toegezegd had, dit geregeld, en ongetwijfeld werd zulke hulp van vreemde notabelen gehonoreerd. - Staekmans zou gegevens over de oorsprong van de opstand hebben die Hooft niet kent. |
|