De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 229]
| |
1011 Aen den Heere Joris Doublet, Rentmr van d'Espargne in den Haeghe.1Mijn Heere,
2Met zes- oft zevenmaels op nieuw A B en spellen te leeren, ben ikGa naar eind2 3 ten laeste zoo verre door dit verwarde werk van P. Pauloos leevenGa naar eind3 4 geraekt, dat ik waen, zoo niet den waeren zin des schrijvers, tenGa naar eind4 5 minste eenen lijdelijken en weltzaemenhangenden daerujt te kun-6nen scheppen. Deze noot, hardt van dop en bitter van bolster, isGa naar eind6 7 zeker moejlijk en weêrsmaeklijk te kraeken gevallen; maer de 8 lekkernij der kerne maghtigh geweest al het verdriet te boeten; 9 ujtgezejdt het geene, dat mij quelt om het uwe over zoo lang eenGa naar eind9 10 ontbeeren van een ding, ingeleent van U. Ed. met verplichting, en 11 ujtgeleent met bekommering, 't welk ik wel gejrne verhoedt 12 gehadt hadde. Maer, boven verschejde voorgevalle verhinderingen, 13 die mijnen voortgang in dezen al te dikwijls gesteurt hebben, is 't 14 noodigh geweest, om 't suffende vernuft ijetwes te verquikken, nuGa naar eind14 15 en dan eens ujt te spannen, tussen den grooten tijdt, verejscht tot het 16 naespeuren der natujrlijke tooghen van de troonij dezes werx, dieGa naar eind16 17 men, door de maschen der wilde schrabben van zoo veelerleijGa naar eind17 18 achtelooze handen, der maete ziet ujtgestreeken, dat zij heel door-Ga naar eind1819korven schijnt, en zich zelve niet gelijkt. Ook hadd' het misschienGa naar eind19 20 zijnen overbrenger wel wat vroegher gevonden, waer ik niet be-21schroomt geweest in 't vertrouwen van zulken schat. Al 't welk, ikGa naar eind21 22 hoope, mij ten deele, tot ontschuldighing by u. Ed. beschejdenhejtGa naar eind22 23 zal strekken. Indien 't haer nu gelieft, mij, t'mijner nedrighste bede, 24 de rest te vergeeven, 't zal een perle te meer aen de kroon haerderGa naar eind24 25 heushejt wezen, en een' knellende knoop aen de voorighe banden, 26 die gemaekt hebben, 27Mijn Heere, tot 28U. Eds 29Ootmoedighsten, onderdaensten 30dienaer, 31P.C. Hóóft. 29Ujt Amsterdam, den 21en 30van Sprokkelmaent, des 31jaers 1640. | |
[pagina 230]
| |
De geadresseerde is Mr. George Rataller Doublet, 1600-1655, sedert 1629 rentmeester van de Espargne (vgl. 213, 310, 484, 486, 561), sedert 1640 raadsheer in de Hoge Raad, wordt in 1653 lid van de Chambre Mipartie te Mechelen. Bevriend o.a. met Graswinckel en Huygens. Dichtte sporadisch en liet een interessant Journael van de Mechelsche reijse in hs. na. - In 1646 verscheen te Leiden een levensbeschrijving van de Venetiaanse kerkhistoricus P. Paolo Sarpi, 1552-1623, bekend als verdediger van de staatskerkelijke opvattingen van Venetië tegenover de Curie, schrijver van de kritische Istoria del concilio tridentino (Londen 1619) en van Lettere ai protestanti, vgl. 3. Wegens het eerstgenoemde werk geëxcommuniceerd. De biografie heeft in hs. gecirculeerd; de ontcijfering ervan valt Hooft moeilijk. Vgl. 1014 r. 26. |
|