De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 175]
| |
980 A Monsieur, Monsieur Coquet, Tresorier de France, a Paris.1Me resentant, comme je dois, de l'honneur, que le Roij Treschris-2tien á daigné me deferer, je serois bien insensible a voz bienfaits, si 3 je ne reconnoissois la courtoisie tressinguliere, dont il vous á pleu 4 d'user a l'endroict d'un estranger comme moij, et ne connu que par 5 le rapport de Monsieur et Cousin le Chevalier de Wiquefort, en me 6 faisant jouir, par entremise de la vostre, d'une faveur si regardable 7 de sa Majesté. Je ne *faudrois*Ga naar voetnoot+ de vous en rendre graces, par des 8 effaits proportionnez a l'obligation que je vous en aij, s'il ij avoit 9 entre ma bassesse et vostre grandeur quelque proportion. Toutes-10fois, encores qu'il n'ij en ait aucune, je ne perdraij le courage d'aspi-11rer a ceste dignité, que d'estre receu au nombre de ceux, qui vous 12 ont voué toute la veneration qui peut sortir d'un' ame remplie de 13 gratitude, et d'une parfaite connoissance de vos rares vertus. Et si la 14 Fortune me rit un jour de sorte, qu'elle face naistre quelque occasion, 15 qui, avecques mes prieres, vous conviast a m' honnorer de vos 16 commandements, je m'esvertueraij a faire paroistre, ne fust ce que 17 par mon zele et promtitude a vous obëir, que ni aulcun tems, ni 18 adversité aulcune, soijent capables a effacer dans ma memoire ceste 19 grand' debte, dont avez chargé celuij, qui, si vous luij permettez ce 20 glorieux tiltre, se qualifieroit volontiers, 21Monsr, 22Vostre treshumble, tresobligé, 23et tresobeissant serviteur, 24P.C. Hóóft. 23Du Chasteau de Mude, 24ce 27e Aoust, 1639.
vertaling
Van dankbaarheid doordrongen, zoals het behoort, voor de eer die de Allerchristelijkste koning zich verwaardigd heeft, mij deelachtig te doen worden, zou ik wel zeer ongevoelig moeten zijn voor uw weldaden, als ik de uitzonderlijke voorkomendheid niet erkende, die het u behaagd heeft te bewijzen aan een vreemdeling, zoals ik, die u alleen bekend is door hetgeen u vernomen hebt van mijn Heer en Neef de ridder de Wicquefort, door mij door bemiddeling van uw gunst een zo | |
[pagina 176]
| |
aanzienlijke gunst van Z.M. te doen genieten. Ik zou niet nalaten u mijn dankbaarheid te tonen op een wijze, evenredig aan de verplichting die ik jegens u heb, als mijn nietigheid ook maar te vergelijken zou zijn met uw grootheid. Al moge dit geenszins zo zijn, toch zal ik nooit de moed verliezen om naar de eer te streven, tot hen gerekend te worden die u alle verering toedragen die voort vermag te vloeien uit een van dankbaarheid vervulde ziel en uit een volmaakt inzicht in uw ongemene deugden. En mocht de Fortuin mij eens zo zeer toelachen, dat zij een gelegenheid deed ontstaan, die, samen met mijn gebeden, UErtoe noopte mij met uw bevelen te vereren, dan zal ik mij erop toeleggen, te doen blijken, ware het slechts door mijn ijver en gezwindheid in 't gehoorzamen, dat noch tijd, hoe lang ook, noch tegenspoed, hoe fel ook, in staat zullen zijn in mijn geheugen deze grote schuld uit te wissen, waarmee u hem beladen hebt, die, als u hem deze roemrijke titel wilt gunnen, zich gaarne zou verklaren te zijn Mijnheer, Uw nederigste, verplichtste en gehoorzaamste dienaar, P.C. Hóóft. Muider Slot, 27 augustus 1639.
De heer Coquet was een van het tiental raadslieden van de Schatkist dat toen in functie was. |
|