De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 83]
| |
932 (P.C. Hooft aan C. Barlaeus).1Mijn Heere,
2Geen geringen dank, zeker, weet ik Uwer E. voor de nieuweGa naar eind2 3 tijdingen; ende zonderling voor 't juist bescheidt van de Hoogh-Ga naar eind34duitsche, ontfouwen in den brief van den Heere Wikkevoort. Onze 5 armoede van diergelijke stoffe is hier te groot tot vergelding van 6 't minste deel uwer milddaadigheidt. Dat UE. de zege niet waar-Ga naar eind6-107deeren kan naa de meenighte der verslaaghenen, gevangenen, 8 gequetsten, bewijst de gewisheit van UE. ernstigh oordeel. Ende 9 acht ik, met UE., zoo d'overgank van Brisak daar niet op volght, 10 dat de Kaizar die schaade wel boeten zal. Eevenwel, terwijl hij daarGa naar eind10 11 meê bezig is, zal 't hem te min ledigh staan, onzen vijandt te stijven,Ga naar eind11 12 en den Sweeden en Françoizen veel werx te geeven. Dat UE.Ga naar eind12 13 veirzen niet naa den mondt der ooren zijn, die, daar uit, denGa naar eind13 14 lekkersten suiker behoorden te kaauwen, geeft mij niet weenighGa naar eind14 15 weêrsmaax. Dat UE. den ouwden stijl van 't Hof der Poëeten, daarGa naar eind15 16 in gevolght heeft, ken ik; ende blijkt bij Scaligers gedicht, dat ikGa naar eind16 17 eertijds gelezen, en altijds braaf geacht heb. Maar onze volk wil metGa naar eind17 18 geweldt berooit schijnen, om met beter glimp uitheemsche hulp teGa naar eind18 19 bedelen; ende op dat men binnen 's lands niet te veel aan hen, als 20 aan 't groote hooij, plukke. In den jaare 1565 hadden zij de kasGa naar eind20 21 t'over gespekt, ende hieven nochtans de penningen op fret, daar deGa naar eind21 22 waag af gebouwt wert, om den Koning te blinddoeken met ge-23veinsde behoeftigheit, op dat hij hen om geen' leening van geldt 24 quelde. Dat zij UE. geirne iets van de Kaizarlijke kroon op 25 't Amsterdammer waapen hoorden zingen, dunkt mij zoo vreemdt 26 en verre uit den wege niet; gemerkt de Koningin gesprooten is uitGa naar eind26 27 Maximiliaan, den geever van dat sieraadt, die haar derde groot-Ga naar eind27 28 vaader geweest is. Men zouw hem kunnen ten toon stellen, inGa naar eind28 29 bedrijf van 't kroonen der stadt; en de Koningin daar bij, in 't 30 voeghlijkste waadt, met deze woorden, Instar avi: oft andersins,Ga naar eind30 31 gelijk Uwer E. verheeve geest veel beter zal weeten te verzieren.Ga naar eind31 32 In allen gevalle waar 't goedt, verscheide pijlen tot zijn' boogh te 33 hebben. Want alle Majesteit wil zelden gezien zijn: ende zoo de 34 Leyenaars Berecinthia voor den dagh brengen, de haare zal ver-Ga naar eind34 35 welkt wezen, en nauw toonbaar t' Amsterdam. Doch, hoe 36 konstigh een zanger ook; 't is (ik belijd' het) quaadt queelen metGa naar eind36 37 heesche keel. Maar die van UE. moeste boven maate schor wezen, | |
[pagina 84]
| |
38 zoo haar de stem der Meereminne van Tessel niet gladden konde, 39 en gaalijk maaken; wen zij slechts eens begint te neurijen,Ga naar eind39 40 Faecundum concute pectus.Ga naar eind40 41Indien wij morgen verneemen, dat de Koningin op Woonsdagh oft 42 Donderdagh zekerlijk verwacht wort, ik leg ons toe, den hoop teGa naar eind42 43 vermeeren, en overmorgen t'Amsterdam te zijn; en de eere vanGa naar eind43 44 Uwer E. jegenwoordigheit, 45Mijn Heere, 46Uwer E. 47onderdaansten, toegedaansten 48dienaar 49P.C. Hóóft. 47Van den Hujze te Muiden, 48den 29 van Oestmaandt, 491638.
De indrukwekkende veroveringen van de hertog van Saksen-Weimar. - Over kritiek van het Amsterdamse gemeentebestuur op Barlaeus' ontwerp voor de ontvangst van Maria de Medicis. Hooft geeft raad. |
|