De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
[pagina 5]
| |
De portretten van Pieter Cornelisz. HooftWanneer men in catalogi van Nederlandse portretten uit vroeger eeuwen en in verzamelingen van schilderijen en prenten gaat zoeken naar beeltenissen van Pieter Cornelisz. Hooft, zal men daar tientallen afbeeldingen kunnen aantreffen. Men krijgt de indruk dat Hooft zich herhaaldelijk op geheel verschillende manieren heeft laten portretteren en dat we daardoor een uitstekend beeld bezitten van 's mans uiterlijk in diverse fasen van zijn leven. Nader onderzoek leert echter dat het merendeel van de bekende afbeeldingen teruggaat op slechts enkele schilderijen en dat de identificatie van enige andere bewaard gebleven beeltenissen met grote voorzichtigheid moet worden bezien. De verschillen immers zijn soms al te groot, zodat men wel tot de conclusie moet komen dat de wens, een portret van een zo beroemd man te bezitten, meer dan eens de vader geworden is van de gedachte, dat een willekeurige afgebeelde heer uit de 17de eeuw niemand anders dan de dichter en historieschrijver zou zijn. Kritische toetsing van het bestaande materiaal leert ons dan ook, dat slechts twee schilderijen aanspraak kunnen maken op het predikaat ‘authentiek portret van P.C. Hooft’ en dat de verdere beeltenissen of als afleidingen van deze twee schilderstukken of als onjuist geïdentificeerde portretten moeten worden beschouwd. Dat de oogst zo mager is, behoeft niet te betekenen dat Hooft zich slechts twee maal in zijn leven heeft laten schilderen; ook het verlies van authentieke beeltenissen kan ertoe hebben bijgedragen dat ons beeld van Hoofts uiterlijk zo beperkt is. In een brief aan Caspar BarlaeusGa naar voetnoot1 deelde Hooft mee dat hij als kind geposeerd had voor de in Venetië opgeleide Amsterdamse schilder Dirck Barendsz. Hoewel hij niet zegt in welk jaar dat gebeurde, kan worden vastgesteld dat het portret, waarvan helaas geen spoor meer te vinden isGa naar voetnoot2, vóór mei 1592 moet zijn ontstaan, daar de schilder in die maand overleed. Het verlies van dit jeugdportret berooft ons van de mogelijkheid een beeld te krijgen van Hoofts uiterlijk als kind. Zijn vader Cornelis Pietersz. Hooft is zelf in 1585 geschilderd door een kunstenaar uit de omgeving van Dirck Barendsz., die hem met enige tientallen andere schutters afbeeldde op het groepsportret van het korporaalschap van | |
[pagina 6]
| |
kapitein Reynst Pietersz.Ga naar voetnoot3 Later heeft Cornelis Pietersz. zich laten schilderen door Cornelis van der Voort (ca. 1576-1624)Ga naar voetnoot4; bij dit in 1622 geschilderde portret behoort een tegenhanger, waarop zijn echtgenote Anna Jacobsdr. Blaeu is afgebeeld.Ga naar voetnoot5 Voor zover men uit portretten van verschillende kunstenaars conclusies kan trekken over gelijkenissen tussen personen, kan men bij vergelijking tussen het door Van der Voort gemaakte portret van Hoofts vader en het door Van Mierevelt gemaakte conterfeitsel van hemzelf wel enige uiterlijke overeenkomsten constateren. Geen portret is er bekend dat Hooft voorstelt in de jaren van zijn eerste huwelijk met Christina van Erp, met wie hij in 1610 trouwde. Van Christina is geen portret bekend, zodat we voor een beeld van haar uiterlijk geheel zijn aangewezen op geschreven teksten. Gezien Hoofts positie en de staat die het echtpaar voerde, lijkt het waarschijnlijk dat er wel één of meer paren portretten van de echtelieden bestaan zullen hebben. Als schilder daarvan lijkt vooral Cornelis van der Voort in aanmerking te komen; die schilderde immers niet alleen Hoofts ouders, maar ook Joost Baek en Magdalena van Erp, de zwager en zuster van Christina.Ga naar voetnoot6 Bij de bewaard gebleven werken van Van der Voort zijn er echter geen die in verband kunnen worden gebracht met de slotheer van Muiden en zijn eerste echtgenote. Twee jaar na zijn tweede huwelijk in 1627 met Eleonora Hellemans lieten Hooft en zijn echtgenote zich schilderen door de in Delft gevestigde Michiel Jansz. v. Mierevelt (1567-1641). De twee statige kniestukken zijn later uit elkaar geraakt, aangezien het portret van Hooft (nr. 1) via de verzameling van de Amsterdamse schepen Gerard van Papenbroek in 1743 in het bezit kwam van het Amsterdamse Athenaeum, terwijl de beeltenis van Eleonora uiteindelijk in de 19de eeuw in een Franse particuliere verzameling belandde; de tegenwoordige verblijfplaats van dit schilderij is helaas niet bekend.Ga naar voetnoot7 Dit portret van Hooft vertoont een duidelijke overeenstemming met de door Gerard Brandt gegeven beschrijving van zijn uiterlijk: vrij lang en slank van lichaam en gezicht, ‘wakkre bruine oogen, daar de schranderheit van sijn geest in scheen te speelen’, blondbruine haren en baard en gezond van gelaatskleur. Ten onrechte is er in de 19de eeuw twijfel gerezen aan de authenticiteit van het portret door v. Mierevelt, een twijfel die vooral werd ingegeven door het inderdaad opvallende feit dat dit portret pas meer dan een eeuw na zijn ontstaan door middel van prenten in de publiciteit gebracht is.Ga naar voetnoot8 Gelukkig vinden we in de correspondentie van Hooft enkele brieven, die duidelijk maken dat hij inderdaad in 1629 door v. Mierevelt is geschilderd; bovendien bestaat er een duidelijke gelijkenis | |
[pagina 7]
| |
tussen dit paneel en de zeker authentieke beeltenis door Von Sandrart uit 1642. De kleine verschillen tussen de afbeeldingen kunnen geheel worden geweten aan het verschil in leeftijd van Hooft en aan de stijlverschillen tussen beide kunstenaars. Nadat het schilderij uit 1629 in 1738 door de kopergravure van Jacobus Houbraken algemene bekendheid had gekregen, is het herhaaldelijk door makers van prenten en sculpturen als voorbeeld genomen. Van Mierevelts beeltenis van Hooft is vermoedelijk het enige bewaard gebleven portret van de drost, dat in zijn eigen opdracht is vervaardigd. De tweede authentieke beeltenis van Hooft immers, het in 1642 door Joachim von Sandrart gemaakte schilderijtje (nr. 18), is vermoedelijk op initiatief van Von Sandrart of van een prentenuitgever ontstaan, aangezien het deel uitmaakt van een kleine reeks door deze kunstenaar gemaakte ontwerpen voor kopergravures. Bij vergelijking van de beide portretten zien we dat Hooft in de dertien jaar, die sinds 1629 verlopen waren, sterk verouderd is en dat zijn uiterlijk bepaald minder gezond en energiek is weergegeven dan eertijds. Al in de 17de eeuw zijn er naar Von Sandrarts voorbeeld diverse kopergravures gemaakt en ook nadien is dit portrettype vrij ruim verspreid. Zoals echter zo vaak het geval is bij prenten die het origineel uit de tweede, derde of zelfs vierde hand kopiëren, worden de karakteristieken van de afbeelding steeds vager, zodat men b.v. tussen sommige respectievelijk op het portret van v. Mierevelt en op dat Von Sandrart teruggaande prenten nauwelijks meer leeftijdsverschillen kan waarnemen, ja men soms alleen aan de vorm van de kraag kan zien bij welk van beide portrettypes een afbeelding moet worden ingedeeld. Duidelijk is het dan ook dat een belangrijk deel van de hierna in de iconografie opgenomen portretten uit iconografisch oogpunt (veelal trouwens ook uit artistiek oogpunt) als waardeloos moet worden gekwalificeerd en het bijeenbrengen van de gegevens erover slechts van nut is voor onze kennis van het beeld dat men in de verschillende perioden van Hoofts uiterlijk had. Dat er vermoedelijk originele portretten van Hooft verloren zijn gegaan, zal samenhangen met het snelle uitsterven van zijn nageslacht. Daardoor waarschijnlijk ook kennen we geen enkel portret van zijn zoon Aernout en ontbreekt ook het door Jan Vos bezongen portret van zijn dochter Christina door de schilder Backer.Ga naar voetnoot9 Wel is er op het Muiderslot een dubbelportret van een jong echtpaar, staande voor het slot, dat geïdentificeerd is als een huwelijksportret van Christina en haar man Coenraed Burgh.Ga naar voetnoot10 Een merkwaardigheid is daarbij echter wel dat zij, toen zij in 1650, drie jaar na de dood van haar vader, in het huwelijk trad, niet meer op het Muiderslot woonde en de afbeel- | |
[pagina 8]
| |
ding van het slot dus een teruggrijpen naar haar jeugdjaren zou moeten zijn. Het alleraardigste schilderij is, zonder dat daarvoor overtuigende gronden aanwezig lijken te zijn, toegeschreven aan de Schoonhovense kunstenaar Jan de Bont. Het is duidelijk dat een iconografie van Pieter Cornelisz. Hooft slechts een beperkt beeld oplevert. Mogelijk worden er hier of daar nog onbekende of onherkende beeltenissen van hem bewaard, al maakt de hierna opgenomen lijst van onjuiste identificaties duidelijk, dat er grote voorzichtigheid moet worden betracht met het identificeren van onbekenden die een oppervlakkige gelijkenis met de drost van Muiden vertonen. Voorlopig zal onze kennis van het uiterlijk van Hooft dan ook wel geheel afhankelijk moeten blijven van de schilderijen die Mierevelt en Sandrart respectievelijk in 1629 en 1642 gemaakt hebben en van de weinige goede navolgingen die er van deze portretten bestaan.
R.E.O. Ekkart |
|