De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 973]
| |
899 (C. Huygens aan P.C. Hooft).1 Mijn Heere:
2 Ik hebbe den He Wicquefort vertrouwt dat hij U.E. getuijghenisseGa naar eind2 3 soude geven van mijn heftigh leedwesen, over het vermissen vanGa naar eind3 4 U.E. ontmoetinghe, doe Holland hier was, ende wij het legher inGa naar eind4 5 'tgedrangh zochten. sonder de hope van dien vrundelicken dienst, 6 hadde'r sich mijn' eighen hand voor desen van gequeten. nu salGa naar eind6 7 haer werck zijn U.E. te verwittigen, hoe dat ick 'tvereischte stuckGa naar eind7 8 sijner Historien 'sdaeghs voor mijn vertreck ujt den Haghe in seerGa naar eind8 9 gewisse handen hebbe gelaeten. maer soo gewisse, sie ick nu metGa naar eind9 10 verwonderingh, dat sij van geen kom-af en weten. dit tijghe ickGa naar eind10 11 neffens desen mijnen swagher J. van Baerle aen, en gelooveGa naar eind11 12 vastelick, hij is de man. Want het gedenkt mij mistigh; als vanGa naar eind12 13 huijs gescheiden zijnde in een' verdwelmde duijselingh vanGa naar eind13 14 honderden huijs-gescheften, die mij (nu mij alleen) neffens denGa naar eind14 15 hof-dienst in aller ijl te verrichten ende vast te stellen stonden,Ga naar eind15 16 dopo lei ch'è salita A tanta pace, e m'ha lasciato in guerra. dwael ickGa naar eind16 17 in mijn' inbeelding voor dese reise, de man sal echter uijtgemaecktGa naar eind17 18 werden. U.E. gelieve des onbekommert te wesen, ende teGa naar eind18 19 gelooven, dat ick dus veeltijds door te veel sorghs vaere,Ga naar eind19 20 berghende de kostelicke dinghen soo sekerlick, datse metGa naar eind20 21 onsekerht moet naervorschen. peccant securae nimium sollicitaequeGa naar eind21 22 manus. Het Leger scheidt korts naer aenstaenden middernacht; sooGa naar eind22 23 en kan 't niet aenstaen, oft ick sal U.E. rationem pretiosissimiGa naar eind23 24 depositi geven. Boecken vol Gelucks, meer als voll wijsheids,Ga naar eind24 25 overvallen ons dagelix, opde verovering deser stadt. maer een bladGa naar eind25 26 vanden He Heinsius overweeghtse. Het gerucht belooft ons veel 27 vanden He Barlaeus ende andere. U.E. en staet niet vrij te swijghen.Ga naar eind27 28 want Breda is den Bosch waerd. Tesselschade is noijt soo hooghGa naar eind28 29 boven haer self gesteghen, als met eenen reghel, onder de ge- 30 samentlicke goede, die U.E. de moeijte genomen heeft van mij te 31 senden: Hij stell' sijn leed te boeck, soo hoeft hij 't niet t'onthouden. 32 Alle mans ende mans hoiren hiernaermaels moeten 't haer benijden.Ga naar eind32 33 Ick sal haer, te beter tijd, mijn gevoelen van haer geleerdeGa naar eind33 34 beleeftht doen sien. ende aen U.E. altoos van d'onendelicke, daer-Ga naar eind34 35 mede U.E. mij verplicht onendelick te blijven, 36 Mijn Heere, 37 U.E. 38 ootmoedighste dienr 39 CHuijgens. 38 In 'tLeger bij Breda. | |
[pagina 974]
| |
39 den 2en Novemb. 1637.
Huygens verontschuldigt zich met goede redenen over het niet terugsturen van de kopij: hij zal dadelijk na thuiskomst - binnen enkele dagen - onderzoeken wie die in bewaring heeft. Over de vele gedichten enz. die op de inneming van Breda ontvangen worden; dat van Heinsius spant de kroon. - Lof voor het gedicht van Tesselschade op het overlijden van Susanna van Baerle. |
|